Burgerwoning binnen agrarisch bouwvlak geldt als agrarische bedrijfswoning

Een burgerwoning binnen een agrarisch bouwvlak geniet bescherming als een agrarische bedrijfswoning. Het enkele feit dat een burger in strijd met het bestemmingsplan in de woning woont, maakt niet dat hij bescherming geniet als een burger. Het maakt dus niet uit dat de woning op een afzonderlijk kadastraal perceel staat.

Situatie

Een pluimveehouder wil zijn bedrijf uitbreiden. Bij de gemeente vraagt hij wijziging van het bestemmingsplan aan voor vergroting van de maximum oppervlakte bedrijfsbebouwing. B&W verlenen deze vergunning. Een buurman, die woont in de voormalige bedrijfswoning binnen het agrarisch perceel waartoe ook het pluimveebedrijf behoort, gaat daartegen in beroep. De Raad van State geeft de buurman geen gelijk en verklaart het beroep daarom ongegrond. Daarna vraagt de pluimveehouder een omgevingsvergunning bouwen en milieu aan. Deze voorziet in de realisatie van een nieuwe stal. Deze is in strijd met het bestemmingsplan, omdat het bouwvlak met drie meter zal worden overschreden en het een niet-agrarische nevenactiviteit mogelijk maakt, namelijk een voedermengplaats. B&W verlenen deze vergunning. De buurman gaat tegen de bestemmingswijziging in beroep.

Oordeel rechtbank

De rechtbank geeft de buurman gelijk. Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning milieu hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld. Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning wegens strijd met het bestemmingsplan speelt de luchtkwaliteit wel een rol. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet immers sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat. B&W hebben dat ten onrechte niet onderzocht. Het beroep van de buurman is daarom gegrond.

Zowel de pluimveehouder als de buurman gaan hiertegen in beroep. De buurman vindt dat zijn woning niet tot het bouwblok hoort, omdat het op een afzonderlijk kadastraal perceel staat. De pluimveehouder meent dat de rechtbank onterecht heeft overwogen dat de luchtkwaliteit in de woning van belang is bij de ruimtelijke beoordeling. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. B&W hoeft de luchtkwaliteit dus niet in de beoordeling te betrekken. Het bouwplan voldoet aan de planvoorwaarden. B&W was daarom bevoegd met toepassing van die planvoorwaarden het bouwvlak te overschrijden.

Oordeel Raad van State

De Raad van State geeft de buurman ongelijk en de pluimveehouder gelijk.

In een eerdere uitspraak heeft de Raad van State geoordeeld dat de woning ligt binnen het terrein van de (milieu)inrichting. Ook de rechtbank heeft vastgesteld dat de woning onderdeel is van de milieu-inrichting. De buurman is niet hiertegen opgekomen. Er is daarom geen reden ervan uit te gaan dat de woning van de buurman buiten de inrichting ligt en als zodanig moet worden beoordeeld.

Zowel het pluimveebedrijf als de woning van de buurman hebben de bestemming agrarisch en liggen in één bouwvlak. De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn wat wonen betreft alleen bestemd voor wonen in een bedrijfswoning. Bewoning door derden is niet toegestaan. De woning is planologisch onderdeel van het pluimveebedrijf. In de eerdere uitspraak van de Raad van State over het vergroten van de maximum oppervlakte bedrijfsbebouwing bestond geen aanleiding om een oordeel over de milieuaspecten de luchtkwaliteit buiten beschouwing te laten. Dat geldt ook voor een oordeel in het kader van de ruimtelijke ordening. Bij een beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning hoeven B&W  geen rekening te houden met gebruik als burgerwoning in strijd met het bestemmingsplan.

Bron: ABRS 25 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:187

Jacoline Kroon

Auteur: Jacoline Kroon

mr ir J.M.M. (Jacoline) Kroon

E: jkroon@aens.nl

T: 085 – 48 77 406