Jurisprudentie onteigeningsrecht (november 2017)

1. Onteigening: moet bouwrijp maken worden weggedacht?

Hoge Raad 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:544 (erven X c.s./Uden).

Bouwrijpe grond is meer waard dan ruwe bouwgrond. Bij onteigening (van een complex) waarbinnen delen bouwrijp zijn, komt die bouwrijpe status in beginsel geen relevantie toe. Activiteiten voor het bouwrijp maken zijn onderdeel van het werk waartoe onteigend wordt, en worden ex artikel 40c Ow geëlimineerd. In beginsel is bouwrijpe grond onteigeningstechnisch in situaties als deze evenveel waard als ruwe bouwgrond.

2. Combizaak planschade + nadeelcompensatie

Rechtbank Oost-Brabant 24 mei 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:2820 (X/Roermond/minister I&M).

Infrastructurele werkzaamheden kunnen voor een en dezelfde persoon leiden tot aanspraken uit hoofde van planschade én nadeelcompensatie. Planschade is vaak een gemeentelijke aangelegenheid, terwijl in nadeelcompensatieprocedures besluitvorming doorgaans door I&M geschiedt. In deze zaak had I&M haar bevoegdheid om te besluiten over nadeelcompensatie overgedragen aan de gemeente. De rechtbank oordeelt dat die overdracht niet mogelijk is omdat de Algemene wet bestuursrecht niet voorziet in zodanige delegatiemogelijkheid. De gemeente had ter uitvoering van de overeenkomst onder andere op het nadeelcompensatie-onderdeel besloten, maar dat besluit ontbeert iedere wettelijke grondslag.

Verder: bij de besluitvorming was een schadecommissie in het leven geroepen. Deze is benoemd door I&M, die ook derde belanghebbende is in de planschadezaak. Ook dit is volgens de rechtbank ontoelaatbaar omdat I&M zelf belang kan hebben bij de toe te wijzen planschadevergoeding. De rechtbank noemt het extra wrang dat de gemeente geen gelegenheid had geboden om de schadecommissie te wraken. Het advies van de schadecommissie mag dus niet worden gebruikt om een besluit op te baseren.

3. Onteigening: actieve rol van de rechter

Hoge Raad 9 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1069.

In onteigeningsprocedures stelt de rechter zelf de schadeloosstelling vast. De rechter vraagt zich daarbij niet in eerste instantie af of het aanbod van de onteigenaar juist was. Bij die actieve rechtersrol horen afwijkingen ten opzichte van een normale rechtszaak. De Hoge Raad oordeelt in deze zaak dat als een partij aanbiedt om nadere stukken over te leggen, de Hoge Raad dat aanbod niet mag passeren, ook niet als dat aanbod erg laat komt. De rechter moet zelf nader onderzoek doen als de gedingstukken daar aanleiding voor geven.

4. Gedoogplicht: vergewisplicht minister / ‘belasten’ geheel kadastraal perceel

Afdeling bestuursrechtspraak RvS, 14 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1581 (X/minister I&M/Tennet).

In deze uitspraak maakt de Afdeling duidelijk dat bij vergoedingen voor het opleggen van een gedoogplicht niet alleen moet worden gekeken naar de belaste strook, maar ook naar de eventuele waardedaling van omliggende percelen. De minister vond dat zijn vergewisplicht alleen op de belaste strook betrekking hadden, maar de Afdeling gaat daar dus niet in mee, omdat er sprake moet zijn van een volledige schadeloosstelling.

De Afdeling acht het niet onredelijk dat als de belaste strook ongeveer de helft van een kadastraal perceel beslaat, het gehele kadastrale perceel wordt belast. Het proportionaliteitsvereiste (artikel 1 Bwp) staat dat toe. NB: Als de belaste strook (veel) minder dan de helft van een kadastraal perceel zou beslaan, zou de Afdeling het gelet op deze uitspraak wél onredelijk kunnen achten dat het hele kadastrale perceel zou worden belast met de gedoogplicht.

Richard van Baalen

Auteur: Richard van Baalen

mr M.J.H. (Richard) van Baalen

E: rvbaalen@aens.nl

T: 085 – 48 77 408