Kraaiende hanen: wanneer is sprake van onrechtmatige hinder?

Kraaiende hanen geven al snel hinder en overlast. De vraag is wanneer het houden van kraaiende hanen een onrechtmatige hinder oplevert. Alleen dan kan tegen de houder worden opgetreden door een buurman die overlast ondervindt. Die heeft dan de keus om de gemeente te vragen om handhavend op te treden (bestuursrecht) of de rechter te vragen om het houden van hanen te verbieden of te beperken (civiel recht).

In deze uitspraak oordeelde de civiele rechter dat de ervaren overlast van persoon tot persoon verschilt en subjectief is. Daarom kan alleen aan objectieve normen worden getoetst. De norm die de gemeente hanteert geldt niet zonder meer als uitgangspunt maar is wel een aanwijzing.

De casus

Een inwoner van Rheden houdt sinds 2012 krielhanen en kippen in kippenhok in zijn achtertuin. Een achterbuurman ondervindt hinder van de kraaiende haan. Zijn tuin ligt op ruim 20 meter van het kippenhok. Hij vraagt daarom de gemeente om handhavend op te treden. De gemeente doet uitgebreid onderzoek en constateert in 2013 dat de krielhanen 159 keer heeft gekraaid en dat de haan van de houder harder klinkt dan andere hanen in de buurt.

De gemeente geeft dan aan dat op grond van artikel 4:14A lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rheden (APV), het verboden is dieren te houden op zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving hinder of schade veroorzaakt. Verder dat de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (VROM, oktober 1998) in het kader van de Wet op de geluidhinder van toepassing is. Daaruit volgt dat de geluidsniveaus overdag maximaal 70dB (A) mag zijn, in de avond 65 DB (A) en in de nacht 60dB(A). Met de houder wordt daarop afgesproken dat de haan met de kippen tussen 22.00 uur en 8.00 uur in geluid- en lichtdicht hok moeten zitten.

Voor de buurman is dat niet genoeg want in 2013 vraagt hij om handhaving. Dat wijst de gemeente af. Uit metingen blijkt dat het gemiddelde van het haangekraai op 52 dB(A) ligt en dus onder de maximale norm van 70dB(A).

Wat zegt de rechtbank

In 2015 stapt de buurman naar de civiele rechter. Hij vraagt verplaatsing van het hok op een 50 meter verder gelegen afstand en anders verwijdering van de hanen. De rechtbank overweegt dat de ervaren overlast van persoon tot persoon verschilt en subjectief is. Daarom kan alleen aan objectieve normen worden getoetst. De norm die de gemeente hanteert geldt niet zonder meer als uitgangspunt maar is wel een aanwijzing. Verder overweegt de rechtbank dat de buurman niet heeft aangegeven waarom het hanengekraai overdag met een gemiddelde van 55 dB(A) onrechtmatig is. De norm van de gemeente, die dus niet bepalend is, geeft immers aan dat onder 70dB(A) geen sprake is van onrechtmatige hinder. Verder geeft de buurman aan dat volgens een nieuwe richtlijn een norm geldt van 45 dB(A). De rechtbank wijst ook dat argument af omdat dat verder niet onderbouwd. Het houden van de hanen, mits ’s nachts in een geluids- en lichtdicht hok is, is daarom volgens de rechter niet onrechtmatig.

Dat dat ook anders kan gaan blijkt wel uit de uitspraken van de Hoge Raad uit 1993 (Kraaiende hanen I) en 1996 (Kraaiende hanen II). Daarbij werden door een door de eiser ingeschakeld geluidsbureau overschrijdingen geconstateerd van 9 tot 18 dB(A) op basis van criteria uit de (toen nog geldende) Hinderwet of de Wet geluidhinder. De civiele rechter oordeelde dat dat de houder niet zozeer onrechtmatig handelde door kippen te houden, maar door geen maatregelen te nemen om de gevolgen te voorkomen of te verzachten. Uiteindelijk moest de houder fl 57.000,– betalen omdat de eiser een jaar arbeidsongeschikt was door het hanengekraai. (Hoge Raad 29 oktober 1992 ECLI:NL:HR:1993:ZC1116 en Hoge Raad 1 november 1996 ECLI:NL:HR:1996:ZC2185)

Bij het bedrijfsmatig houden van hanen gelden de geluidsnormen uit de milieuvergunning (thans: omgevingsvergunning). De gemeente Woudenberg werd in een zaak uit 2009 door de Raad van State op de vingers getikt. Het had een verzoek om handhaving wegens hanengekraai uit een kippenhouderij afgewezen omdat het hanengekraai binnen de geluidsnorm bleef. Volgens de Raad klopte dat niet omdat de gemeente bij de verlening van de vergunning geen rekening had gehouden met het “tonale karakter” van het hanengekraai oftewel enkele hanen die boven het continue geluid van de hanen en hennen uitkwamen. Daarom moest een hogere norm (straffactor) worden aangehouden. Daardoor was er wel een overschrijding en moest de gemeente optreden. (Raad van State, 4 maart 2009; ECLI:NL:RVS: 2009 :BH4638).

In een recente zaak van 15 juni 2016 (Raad van State, 15 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1674) hoefde de gemeente niet op te treden. Een buurman had om optreden gevraagd omdat volgens hem de normen werden overschreden. Hij was van mening dat het geluid van pluimvee valt onder het begrip “vast opgestelde installaties en toestellen”. De Raad van State ging daar echter niet in mee. Het pluimvee is geen installatie.

Wat is het belang van deze uitspraken

Uit deze uitspraken blijkt dat hanengekraai in de nachtperiode vrijwel altijd onrechtmatige hinder oplevert voor nabij wonende buren. De normen die de gemeente hanteert uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (VROM, oktober 1998) in het kader van de Wet op de geluidhinder zijn goed bruikbaar in civiele zaken maar niet bepalend. Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen.

Wat deze zaak vooral ook leert dat bij dit soort burenoverlastzaken de civiele weg de snelste oplossing kan bieden.

Uitspraak: Rechtbank Gelderland, 30 maart 2016 ECLI:NLRBGEL:2016:1810

Geschreven door: mr P.H.N. van Spanje, pvspanje@aens.nl

Piet-Hein van Spanje

Auteur: Piet-Hein van Spanje

mr P.H.N. (Piet-Hein) van Spanje

E-mail: pvspanje@aens.nl

T: 085 – 48 77 403