Planschade voor hoogspanningsverbindingen (II)

Dat hoogspanningsverbindingen planschade kunnen veroorzaken, was bekend. In dit artikel behandel ik een uitspraak, waaruit blijkt dat de schadevergoeding aanzienlijk kan zijn.

Eerdere jurisprudentie

In mijn artikel “Planschade voor hoogspanningsverbindingen” heb ik verschillende gerechtelijke uitspraken behandeld, waaruit blijkt dat hoogspanningsverbindingen onder omstandigheden aanleiding geven tot een tegemoetkoming in de planschade. Ik concludeerde dat naar de huidige stand van de jurisprudentie gevreesde gezondheidsschade niet snel tot een succesvolle planschadeaanvraag leidde, maar dat aspecten als uitzichtverlies en geluidshinder wel degelijk tot een succesvolle planschadeaanvraag kunnen leiden.

De in dat artikel behandelde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) van 16 december 2015 was een tussenuitspraak. Op 17 augustus 2016 heeft de Afdeling in die kwestie een einduitspraak gewezen. Die einduitspraak behandel ik in dit artikel.

Schade-elementen

Volgens de einduitspraak had de akkerbouwer aanspraak op planschade. De schade bestond uit verschillende elementen, waaronder uitzichtschade. Na de tussenuitspraak had de gemeenteraad op grond van een deskundigenadvies besloten dat de uitzichtschade meeviel, omdat dichtbij de agrariër hoge windturbines mochten worden opgericht onder het vorige planologisch regime. De Raad van State is het daar niet mee eens: de windturbines zouden minder hoog worden dan de gemeenteraad mogelijk achtte en bovendien zouden de windturbines verder weg komen (§ 6 van de uitspraak). Ook had de gemeenteraad er rekening mee gehouden dat onder het vorige planologisch regime geluidsschermen konden worden opgericht. De Afdeling lijkt te betwijfelen of dergelijke geluidsschermen daadwerkelijk zouden worden opgericht, maar vindt het nog belangrijker dat als die geluidsschermen er al zouden komen, de hoogspanningsverbinding nog altijd zichtbaar zou zijn geweest (§7).

Ten aanzien van het bedrijfsgedeelte, in het bijzonder de bedrijfsgebouwen van het akkerbouwbedrijf, had de gemeenteraad geoordeeld dat wat dat betreft geen sprake was van schade, omdat de exploitatie van de bedrijfsgebouwen niet werd beperkt. Volgens de Afdeling is die redenering onjuist. De gemeenteraad had moeten bezien of – los van de exploitatiemogelijkheden – zich anderszins ten aanzien van het bedrijfsgedeelte nadelen van betekenis zouden voordoen (§9).

De Afdeling wijst er voorts op dat gemeenteraad in het planschadebesluit geen rekening heeft gehouden met de beperking van gebruiksmogelijkheden op het agrarisch perceel. De agrariër had erop gewezen dat als gevolg van de hoogspanningsverbinding het uitoefenen van een recreatieve neventak, zoals kamperen bij de boer of een kleine theeschenkerij, in de praktijk uitgesloten was (§11).

WOZ-waarde

De agrariër had ook aangevoerd dat de gemeente in WOZ-beschikkingen heel andere waarden hanteerde dan de in het planschadetraject aangehouden waarden. Volgens de agrariër kon dat niet juist zijn. De Afdeling geeft hem daarin gelijk, mede omdat de door de gemeente aan de WOZ-beschikkingen ten grondslag gelegde taxaties tamelijk willekeurig waren. Wat dat betreft, berustte het planschadebesluit op een motiveringsgebrek (§8).

Gevolgen van eventuele incidenten voor waarde en verkoopbaarheid

De Afdeling staat ook stil bij de vraag of een incident van invloed is op de planschadebeslissing. Er had zich rondom de jaarwisseling een incident voorgedaan, die volgens de agrariër zeer bedreigende en onheilspellend was en een zeer penibele situatie veroorzaakte gedurende ongeveer vijf dagen. Er was sprake van kortsluiting, gepaard gaande met vuurwerk en heftige knallen. Ook trad “lijndansen” op, wat betekent dat de kabels drie à vier meter uit hun normale positie “dansten”.

Volgens de gemeenteraad is dit lijndansen en een mogelijke kabelbreuk objectief gezien geen reden om een psychologisch risico of nadeel te verwachten. De Afdeling kijkt hier anders tegenaan. Die koper zal het risico op een dergelijk incident van invloed laten zijn op zowel zijn koopbereidheid als de prijs die hij voor het onroerend goed wil betalen. Dat het daarbij gaat om extreme en niet frequent voorkomende omstandigheden waarbij de gevaarzetting op het erf beperkt zou zijn, betekent nog niet dat een koper geen rekening zou houden met een dergelijk incident. Een redelijk denkende en handelende koper zal een lagere waarde toekennen aan het onroerend goed

Omvang planschadevergoeding

Uiteindelijk stelt de Afdeling de planschade zelf vast. Dat doet de Afdeling wel vaker, bijvoorbeeld als er in het dossier al verschillende taxaties zitten. De Raad van State stelt de waardevermindering in dit geval vast op 10% van de waarde van de onroerende zaak onder het oude planologisch regime. Er wordt geen korting vanwege normaal schappelijk risico toegepast, omdat deze zaak nog werd afgedaan onder oud planschaderecht. De planschadevergoeding bedroeg uiteindelijk € 11.345,–, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 juni 2000 tot aan de dag van algehele betaling.

Conclusie

Planschadevergoedingen (of, naar huidig recht “tegemoetkomingen in planschade”) kunnen aanzienlijk zijn. De praktijk wijst uit dat door gemeentes of door de rechter vastgestelde schades (veel) hoger zijn dan de vergoeding die een grondeigenaar meestal krijgt aangeboden voor het verlenen van medewerking aan de oprichting van een hoogspanningsverbinding. Krijgt u zo’n vergoeding aangeboden? Dan doet u er goed aan om u daarover te laten adviseren.

Richard van Baalen

Auteur: Richard van Baalen

mr M.J.H. (Richard) van Baalen

E: rvbaalen@aens.nl

T: 085 – 48 77 408