Plattelandswoning toegestaan ondanks bezwaren bijbehorend agrarisch bedrijf

Aanwijzing van een voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning is alleen toegestaan wanneer een goed woon- en leefklimaat is gegarandeerd. Voor de agrariër van bijbehorend bedrijf is van belang dat hij niet in zijn bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden wordt beperkt. Bezwaar van de agrariër tegen de plattelandswoning kan slagen als hij door de aanwijzing in zijn bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden wordt beperkt.

Situatie

Een agrariër heeft op locatie 1 een pluimveebedrijf. Hij koopt het buurbedrijf (locatie 2) met een pluimveestal, een agrarische bedrijfswoning en minicamping erbij. Bij herziening van het bestemmingsplan wijst de gemeenteraad de woning aan als “specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning”. De agrariër maakt hiertegen bezwaar, omdat dit zijn bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden zou beperken. Hij stelt dat woning alleen niet wordt beschermd tegen geurhinder en geluidhinder van het bedrijf en dat met de overige milieuaspecten (fijnstof) geen rekening is gehouden.

Oordeel Raad van State

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft de agrariër geen gelijk. Nu de woning op locatie 2 planologisch behoort tot het pluimveebedrijf op die locatie – hoewel de woning door een derde wordt bewoond – wordt de woning niet beschermd tegen geurhinder door het bedrijf op locatie 2. De woning kan wat betreft geur ook niet leiden tot beperkingen in de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van dit bedrijf. De woning wordt wel beschermd tegen geurhinder uit omliggende bedrijven, waaronder locatie 1. Uit de plantoelichting volgt dat de cumulatieve geurhinder door de omliggende bedrijven niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat in de woning op locatie 2. De enkele aanduiding als plattelandswoning leidt ook niet tot verandering van het woon- en leefklimaat.

De plantoelichting geeft aan dat de fijnstofconcentratie in de woning lager is dan de grenswaarde. Wat betreft fijnstof is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Een plattelandswoning is een geluidgevoelige ruimte, die bescherming geniet tegen geluidhinder van nabijgelegen veehouderijen. De plattelandswoning wordt niet beschermd tegen geluidhinder uit de eigen veehouderij. De plattelandswoning kan in die zin ook niet leiden tot beperkingen in de bedrijfsvoering op dit perceel. De woning wordt wel beschermd tegen geluidhinder door omliggende bedrijven, waaronder het bedrijf op locatie 1. Deze bescherming zou overigens niet anders zijn in de situatie waarin de woning op locatie 2 feitelijk nog altijd in gebruik zou zijn als bedrijfswoning bij het op dat perceel uitgeoefende agrarische bedrijf. De toekenning van de aanduiding als plattelandswoning brengt daarom geen feitelijke of planologische veranderingen voor de geldende geluidnormen met zich. De aanduiding als plattelandswoning aan de voormalige bedrijfswoning leidt wat betreft geluid niet tot verandering in het woon- en leefklimaat ter plaatse.

Conclusie

De raad van de gemeente heeft bij het toekennen van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning” voldoende rekening gehouden met de milieuhygiënische gevolgen van de pluimveebedrijven van de agrariër op locatie 1 en 2. ABRS 27 januari 2016, nr 201503114/1/R3

Jacoline Kroon

Auteur: Jacoline Kroon

mr ir J.M.M. (Jacoline) Kroon

E: jkroon@aens.nl

T: 085 – 48 77 406