Verplicht meewerken aan DNA-onderzoek?

Een man stelt dat hij de verwekker is van een kind. Hij verzoekt om de vrouw en haar echtgenoot te bevelen mee te werken aan een DNA-onderzoek. Zijn zij hiertoe verplicht?

Achtergrond

In een procedure staat een vrouw, die tijdens haar huwelijk een kind heeft gekregen samen met haar echtgenoot, tegenover een man die stelt de verwekker te zijn van het kind. Van rechtswege geldt dat de echtgenoot de vader is van het kind. De man die meent verwekker te zijn, verzoekt dat hij regelmatig contact heeft met het kind en informatie verkrijgt over het kind. Het gaat de man dus niet om erkenning of om het wettelijke vaderschap aan te tasten. Om zijn doel te bereiken, is het van belang dat wordt aangetoond dat hij in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat. Hij verzoekt de vrouw en haar echtgenoot medewerking te verlenen aan een DNA-onderzoek.

Zowel bij de rechtbank als het hof vangt de man bot. Zijn verzoeken worden afgewezen. De Hoge Raad overweegt echter dat uit de rechtspraak van het EHRM valt af te leiden dat eerst vastgesteld moet worden of zijn verzoeken toegewezen zouden kunnen worden als hij de biologische vader zou zijn. Als het antwoord ja is komt pas de eventuele vaststelling van het vaderschap aan de orde.

Met andere woorden: tijdens de eerdere procedures had eerst beoordeeld moeten worden of het verzoek om regelmatig contact met- en informatie over het kind kan worden toegewezen, voordat het verzoek om een DNA-onderzoek wordt beoordeeld. Bij de beoordeling van het verzoek om regelmatig contact met het kind speelt de volgende belangenafweging.

Belang van het kind

Is het verzoek van de (beweerde) verwekker om informatie en contact in het belang van het kind? Volgens de Hoge Raad vergt dit een afweging van de belangen van alle betrokkenen, waarin moet worden meegewogen het belang van het kind om een band op te bouwen met de biologische vader en het risico van verstoring van het gezinsleven met zijn huidige wettelijke ouders. Het recht op kennis van afstamming wordt beschermd in kinder- en mensenrechtenverdragen.

Als zou blijken uit deze afwegingen dat het kind erbij gebaat is om contact op te bouwen met de biologische vader, inclusief het verstrekken van informatie aan hem, kan de rechter een DNA-onderzoek gelasten. In het bijzonder geldt dit als aannemelijk is dat de man de verwekker is. Als het belang van het kind niet gediend is met contact en informatie, ook niet als aannemelijk is dat de man de verwekker is, is het DNA-onderzoek niet toewijsbaar. In maart 2022 herhaalde de Hoge Raad de leer dat het belang van het kind om te weten van wie hij of zij afstamt prevaleert boven het belang van de vermoedelijke biologische ouder om de afstamming geheim te houden.

Afloop

Uit het recht van het kind om te weten van wie het biologisch afstamt, volgt overigens niet dat het verzoek van de man uitsluitend wegens bijzondere en zwaarwegende omstandigheden kan worden afgewezen. Het verzoek is namelijk gedaan door de man, het kind heeft niet verzocht om het DNA-onderzoek. De Hoge Raad heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking van het gerechtshof en het gerechtshof zal het verzoek opnieuw beoordelen.

 

Geschreven door:

Annette Koekkoek (uit dienst)

Wilma de Jongh, telefoon: 085 – 48 77 405, e-mail: wdejongh@aens.nl

Wilma de Jongh

Auteur: Wilma de Jongh

mr ir W. (Wilma) de Jongh

E-mail: wdejongh@aens.nl

T: 085 – 48 77 405