Volksgezondheid ruimtelijk relevant bij vaststellen bestemmingsplan

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan kan de volksgezondheid een rol spelen. Zo zou bijvoorbeeld de vestiging of uitbreiding van een (agrarisch) bedrijf vlakbij een woonwijk kunnen worden uitgesloten of beperkt worden toegestaan. Wanneer de gemeenteraad vanwege de volksgezondheid bepaalde zones wil aanhouden, moet hij dit wel voldoende draagkrachtig motiveren.

Situatie

De gemeenteraad van Bernheze heeft een nieuw bestemmingsplan Buitengebied Bernheze vastgesteld. De GGD heeft hiervoor een advies uitgebracht. Wegens het ontbreken van een beoordelingskader om de effecten op de gezondheid te kwantificeren en in afwachting van een advies van de gezondheidsraad, wordt geadviseerd om bij nieuwvestiging van intensieve veehouderijen dan wel ontwikkeling van nieuwe woonwijken een afstand van 250 meter in acht te nemen. Het advies daarbij is om binnen een afstand van 250 tot 1.000 meter tussen intensieve veehouderij tot een woonkern of in te bouwen een aanvullende gezondheidskundige risicobeoordeling uit te voeren. Dit advies is verwerkt in het bestemmingsplan in de vorm van milieuzones. Binnen deze milieuzones kan de wijzigingsbevoegdheid voor het vergroten van het bouwblok van een intensieve veehouderij geen toepassing vinden. De ZLTO gaat tegen deze milieucirkels in beroep.

Oordeel Afdeling

Aspecten van volksgezondheid, zoals de mogelijke besmetting van dierziekten door nabij gelegen agrarische bedrijven vormen een bij de vaststelling van een bestemmingsplan mee te wegen belang. De bestrijding van deze ziekten vindt echter zijn regeling primair in andere regelgeving. Verder kunnen aan te verlenen omgevingsvergunningen voorschriften worden verbonden om de gevolgen voor de volksgezondheid te voorkomen dan wel te beperken. Hieruit volgt dat de mogelijke besmetting van dierziekten een ruimtelijk relevant belang is. Verder volgt uit het voorgaande dat de Wet op de ruimtelijke ordening in dit kader een aanvullend karakter heeft (zie AbRS 9 februari 2011, zaaknummer 200907470/1/R3). Bij het vaststellen van het bestemmingsplan had het rijk noch het provinciebestuur een afstandsmaat vastgesteld of aanbevolen. Dit laat de bevoegdheid van de raad onverlet om in een bestemmingsplan ruimtelijke relevante belangen op te nemen, mits hieraan een voldoende draagkrachtige motivering ten grondslag ligt. Het GGD-advies mist deze draagkrachtige motivering. De keuze om bij gebrek aan algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten over de gezondheidsrisico’s van intensieve veehouderijen uit te gaan van maximale afstanden acht de Afdeling onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. Daarbij geldt dat het vergroten van het bouwvlak de bedrijfsvoering kan verbeteren en daarmee de milieubelasting van het bedrijf voor de omgeving kan terugdringen.

Uitspraak: AbRS 10 september 2014, ECLI: NL:RVS:2014:3335

Jacoline Kroon

Auteur: Jacoline Kroon

mr ir J.M.M. (Jacoline) Kroon

E: jkroon@aens.nl

T: 085 – 48 77 406