“Werkkippen” zijn geen veehouderij

Het houden van 100 kippen is geen veehouderij in de zin van de Wgv. Een coniferenkweker die 100 kippen houdt om onkruid te laten wieden, is daarom geen veehouder. Bij verlening van een omgevingsvergunning voor een eigen bedrijfswoning, geldt qua geur daarom niet een vaste afstand van 50 m tot de buurman die kalverhouder is.

Situatie

Een coniferenkweker wil een bedrijfswoning bouwen. Omdat hij 100 kippen houdt, die het onkruid tussen de coniferen wieden, meent hij dat hij veehouder is. Bij het plannen van zijn woning gaat hij uit van een geurcirkel van 50 m vanaf de grens van het bouwperceel van zijn buurman, die kalverhouder is. Dit is de wettelijke afstand tussen een veehouderij en een geurgevoelig object dat onderdeel uitmaakt van andere veehouderij. De kalverhouder vreest dat de bedrijfswoning van de coniferenhouder zijn bedrijfsontwikkelingsmogelijkheden verhindert. Hij gaat tegen de verleende vergunning in beroep en voert aan dat de coniferenkweker geen veehouder is. Er geldt daarom geen stankcirkel van 50 meter. De coniferenhouder moet rekening houden met de ter plaatse geldende geurnorm en de daarbij behorende afstand zoals berekend met het model van Aagrostacks. De rechtbank geeft de kalverhouder geen gelijk en verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank meent dat de inrichting van de coniferenkweker wel een veehouderij is. De kalverhouder gaat tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep.

Oordeel Afdeling

De Afdeling geeft de kalverhouder gelijk. Volgens de Wet geurhinder en veehouderij wordt onder een veehouderij verstaan: een inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid van de WABO aangewezen categorie behoort en is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren. Categorie 8 van onderdeel C van bijlage 1 bij het Bor heeft betrekking op inrichtingen voor onder meer het houden van dieren. In onderdeel 8.3 zijn de categorieën vergunningplichtige inrichtingen vermeld. In dit onderdeel, onder K, is weliswaar het houden van meer dan 50 (landbouwhuis)dieren vermeld, maar pluimvee is hiervan expliciet uitgezonderd. Ook overigens is het houden van kippen niet vermeld in categorie 8, dan wel elders in onder C van bijlage 1 bij het Bor. Het houden van 100 kippen betreft evenmin een categorie vergunningplichtige inrichtingen, opgenomen in onderdeel B van bijlage 1 bij het Bor.

De conclusie is dat het houden van 100 kippen niet valt onder een krachtens artikel 1.1, derde lid van de WABO aangewezen categorie van inrichtingen waarvoor een omgevingsvergunning is vereist. Het houden van 100 kippen is daarom geen veehouderij in de zin van de Wgv. Het college heeft de inrichting van de coniferenhouder dan ook ten onrechte aangemerkt als een veehouderij. Door ervan uit te gaan dat de kalverhouderij niet wordt beperkt in zijn bedrijfsvoering (afstand bedrijfswoning en het dichtstbij gelegen emissiepunt kalverhouderij is meer dan 50 m) heeft het college een onjuiste toetsingsmaatstaf aangelegd.

Uitspraak ABRS 23 december 2015, zaaknummer 201500921/1/A4

Jacoline Kroon

Auteur: Jacoline Kroon

mr ir J.M.M. (Jacoline) Kroon

E: jkroon@aens.nl

T: 085 – 48 77 406