Planschade voor hoogspanningsverbindingen

Als een nieuwe hoogspanningsverbinding mogelijk wordt gemaakt, of wanneer een bestaande hoogspanningsverbinding wordt gewijzigd, kunnen nabijgelegen woningen, in waarde dalen. Recente jurisprudentie leert dat met wisselend succes aanspraak wordt gemaakt op planschade.

Rechtbank

Onlangs oordeelde de rechtbank Den Haag over een planschadeverzoek dat was ingediend door iemand die woonde in een woning op 80 meter afstand van de hoogspanningsverbinding “Zuidring Wateringen-Zoetermeer”. Hij was van mening dat het rijksinpassingsplan (dat is een bestemmingsplan op rijksniveau) dat de hoogspanningsverbinding mogelijk maakt, tot gevolg had dat zijn woning minder waard werd. Te denken valt aan nieuwe bebouwing (masten en kabels) met visuele hinder en horizonvervuiling als gevolg, geluidhinder (coronageluid) en gezondheidsrisico’s.

De rechtbank haalt “uitgebreid wetenschappelijk onderzoek” aan, waaruit zou blijken dat er een zwakke statistisch significante correlatie, maar geen causaal verband bestaat tussen het wonen in de buurt van hoogspanningslijnen en het optreden van leukemie bij kinderen. Dit geldt ook voor overige gezondheidsschade zoals Alzheimersterfte. De rechtbank sluit zich aan bij jurisprudentie van de Afdeling. De eventuele vrees van potentiële kopers is volgens de rechtbank (niet meer dan) een gevolg van een subjectieve beleving van het wonen bij een hoogspanningslijn, die niet objectiveerbaar is. De rechtbank sluit aan bij Afdelingsjurisprudentie inzake UMTS-masten, waar werd geoordeeld dat de onbestemde angst van toekomstige kopers geen rol speelt bij de uit te voeren planologische vergelijking.

Volgens de rechtbank heeft de Minister van Economische Zaken terecht geoordeeld dat € 15.400,– voor vergoeding in aanmerking kwam. (De waardevermindering was € 25.000,–, daarop is vanwege het normaal maatschappelijk risico 2% van de woningwaarde geminderd.)

Raad van State

In een iets oudere uitspraak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich ook over aan hoogspanningsverbindingen gerelateerde planschade uitgelaten. Het betrof daar een verzoek van de eigenaar van een woning die zich bevond op 90 meter van de hoogspanningsverbinding Eemshaven-Meeden-Zwolle. De eigenaar vond dat zijn woning minder waard werd, omdat vanwege de planologische verandering de woon- en leefsituatie nadelig werd beïnvloed. Ook vreesde hij voor gezondheidsschade en waardedaling van het onroerend goed.

De Afdeling overweegt over de gezondheidsschade dat het kabinet weliswaar beleid heeft gemaakt om het wonen en leven in de buurt van een hoogspanningsverbinding tegen te gaan, maar daarbij wordt opgemerkt dat dat ‘slechts’ voorzorgsbeleid is. Het staat niet vast dat de hoogspanningsverbinding dan wel het elektrisch-magnetisch veld voor gezondheidsschade zorgt. En ook de Afdeling onderstreept dat een eventuele negatieve gevoelswaarde bij een bestemming niet in aanmerking kan worden genomen bij de beoordeling van het planschadeverzoek.

De gemeenteraad van Slochteren had bepaald dat de aanvrager € 3.403 toekwam vanwege de geleden planschade. Het is niet duidelijk welke componenten voor die planschadeomvang hebben gezorgd. De Afdeling laat dat raadsbesluit overigens niet in stand, omdat de Afdeling vond dat de gemeenteraad niet goed had uitgelegd hoe het verschil tussen de WOZ-waardedaling en de door de gemeenteraad gehanteerde waarde zich tot elkaar verhielden.

Conclusie

Naar de huidige stand van de jurisprudentie zal (gevreesde) gezondheidsschade niet snel tot een succesvolle planschadeaanvraag leiden. Overige aspecten van de hoogspanningsverbinding, zoals het verlies van uitzicht, kunnen wel degelijk tot een succesvolle planschadeaanvraag leiden.

Het is niet duidelijk of men in de hier behandelde geschillen had gewezen op verkoopgegevens omtrent woningen nabij hoogspanningsverbindingen. Dat soort informatie had de door de planschadeaanvragers gestelde woningwaardedaling wellicht nader kunnen onderbouwen.

De uitspraken zijn hier te vinden:

– Rechtbank Den Haag, 21 april 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:4775

– Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 16 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3890 (tussenuitspraak)

Update
In de zaak waarin bovengenoemde tussenuitspraak is gewezen, is inmiddels een einduitspraak gedaan waarin een aanzienlijke planschade is toegekend.
De uitspraak vindt u hier. Klik hier voor de blog waarin die uitspraak wordt behandeld.

Richard van Baalen

Auteur: Richard van Baalen

mr M.J.H. (Richard) van Baalen

E: rvbaalen@aens.nl

T: 085 – 48 77 408