Gedoogplicht “Dijkverlegging Cortenoever en Voorsterklei” houdt stand

Het waterschap Vallei en Veluwe verlangt van de eigenaar van landgoed Reuversweerd te Brummen, dat hij gedoogt dat delen van zijn grond worden gebruikt als werkstrook ten behoeve van een dijkverlegging, ivm de gedoogplicht . De eigenaar vond dat niet zo’n goed idee, omdat hij delen van zijn grond tijdelijk niet zou kunnen gebruiken en omdat er bomen zouden moeten worden gekapt. De Raad van State heeft geoordeeld dat de eigenaar dat toch moet toestaan. Een waterschap kan, als dat voor de vervulling van zijn taak nodig is, iemand verplichten om de aanleg op wijziging van een waterstaatswerk (in dit geval: een Ruimte voor de Rivierproject) te gedogen.

Dat kan echter niet, als de belangen van die persoon zo ernstig worden geschonden dat het waterschap die gronden moet onteigenen (artikel 5.24 Waterwet). De eigenaar van het landgoed vond dat de hem opgelegde verplichting inderdaad zo groot was dat het waterschap zijn land eigenlijk had moeten onteigenen. De wetgever heeft het aan de rechter over gelaten om te oordelen wanneer er sprake is van een zo grote inbreuk op het eigendomsrecht van een grondeigenaar, dat het waterschap niet kan volstaan met het opleggen van een gedoogplicht, en de gronden dus moet onteigenen.

Grondoppervlak

In een eerdere uitspraak van 24 juli 2013 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) dat de oppervlakte van een gebied waarop het waterschap werkzaamheden wil uitvoeren van belang is (zie ook mijn eerdere artikel “Gedoogplicht vernietigd; betrokken belangen vorderen onteigening”). Het is dan ook begrijpelijk dat zijdens de eigenaar van het landgoed is gepoogd om de Afdeling ervan te overtuigen dat het werkterrein ook in dit geval dermate groot is dat het moet worden onteigend. De Afdeling gaat daarin niet in mee, zo blijkt uit de uitspraak van 24 juni 2015. De reden is dat het werkterrein (slechts) 4,69% van de totale oppervlak dat de grondeigenaar in het projectgebied heeft betreft. De Afdeling beschouwt dat als gering.

Daaraan voegt de Afdeling toe dat de gedoogplicht geen permanente belemmering van de bruikbaarheid inhoudt, omdat er tijdelijk (drie periodes van maximaal 8 weken) op het land zal worden gewerkt. Daarna kan de eigenaar zijn land weer gebruiken. Wat opvalt, is dat de Afdeling een extra beperking lijkt aan te brengen voor zover het betreft de omvang van de gronden die de grondeigenaar heeft. In een uitspraak van 19 juni 2013 overwoog de Afdeling dat het totale oppervlak van de betreffende grondeigenaar van belang was (r.o.3.6). In onderhavige uitspraak neemt de Afdeling enkel het totale grondoppervlak van de betreffende eigenaar binnen het projectgebied mee in zijn beoordeling of het werkgebied gering is te noemen.

Verband met onteigeningsprocedure

Ook had de grondeigenaar aangedragen dat de gedoogplicht ten onrechte was opgelegd, omdat deze zag op het aanleggen van een werkstrook ten behoeve van de sloop van opstallen en een muur, waarvan het waterschap de eigendom nog niet had verkregen. Die gronden moeten zo nodig nog worden onteigend. Volgens de Afdeling is dat geen reden om de gedoogplicht te vernietigen. Voorafgaand minnelijk overleg Voorts had de grondeigenaar gepoogd om de gedoogplicht te vernietigen omdat er voorafgaand aan de gedoogplicht weinig met hem was overlegd. Ook dat argument slaagt niet. De Afdeling beziet het door het waterschap overgelegde logboek, en constateert dat daaruit van voldoende overleg blijkt.

Bomenkap

Een laatste argument van de grondeigenaar om de gedoogplicht te vernietigen, was de omstandigheid dat er (definitief) bomen zouden worden gekapt, terwijl dat voor het dijkverleggingsproject niet nodig zou zijn. Volgens de Afdeling heeft het waterschap aannemelijk gemaakt dat de bomen wel moeten worden verwijderd. Als de bomen zouden blijven staan, zouden zij obstakels vormen in het stroomgebied van de IJssel, waardoor het water onaanvaardbaar zou kunnen opstuwen.

Tip

Uit deze uitspraak blijkt dat een waterschap niet lichtvaardig kan overgaan tot het opleggen van een gedoogplicht. Maar als het waterschap een goede reden heeft voor het opleggen van een gedoogplicht, zal de Afdeling die in beginsel in stand laten. Als u met een gedoogplicht wordt geconfronteerd, doet u er dus goed aan om te bezien of daar wel een goede reden voor is. Desgewenst kunnen wij u daarbij van dienst zijn.

De uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2015 vindt u hier.

Mr Richard van Baalen, A&S Advocaten te Wageningen, T.: 0317 – 425 300, E.: rvbaalen@aens.nl

Richard van Baalen

Auteur: Richard van Baalen

mr M.J.H. (Richard) van Baalen

E: rvbaalen@aens.nl

T: 085 – 48 77 408