Bestanddeelvorming in een notendop

Steeds vaker worden producten verhuurd en geleased in plaats van verkocht. Als het product op- of in een andere zaak bevestigd wordt, loopt de eigenaar het risico dat hij zijn eigendomsrecht op het product verliest door bestanddeelvorming. De eigenaar van een zaak is namelijk eigenaar van al haar bestanddelen volgens artikel 5:3 BW.

Bestanddeelvorming in een notendop

Artikel 3:4 BW bepaalt of een object bestanddeel is van een andere zaak. Denk aan een spaak in een fiets. De hoofdzaak kan een roerende of onroerende zaak zijn. Artikel 3:4 lid 1 BW bepaalt dat al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, bestanddeel van die zaak is. Artikel 3:4 lid 2 BW bepaalt dat een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een der zaken, bestanddeel wordt van de hoofdzaak. In geval van twijfel over bestanddeelvorming is de in lid 1 genoemde verkeersopvatting leidend.[1] Dat is de algemeen gangbare opvatting dat twee of meer zaken in zodanig verband staan met elkaar dat zij samen één zaak vormen.[2] Het Lcd-scherm is bijvoorbeeld bestanddeel van de hoofdzaak telefoon. Andere simpele voorbeelden zijn dakpannen op een huis en de klink in een deur.

Beschadiging van betekenis

Een kleine beschadiging bij de afscheiding van zaken is onvoldoende om bestanddeelvorming aan te nemen. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt namelijk dat voor de ‘beschadiging van betekenis’ van artikel 3:4 lid 2 BW meer nodig is dan dat de hoofdzaak of het bestanddeel niet helemaal gaaf meer is. Als bijvoorbeeld bij demontage van een paar dakpannen enkel lichte beschadigingen zullen optreden, zijn zij geen bestanddelen van de woning op grond van artikel 3:4 lid 2 BW.

Die terughoudendheid bij het aannemen van ‘beschadiging van betekenis’ benadrukt de Hoge Raad in twee recent gewezen arresten, ECLI:NL:HR:2020:1785 en ECLI:NL:HR:2020:1786. Daarin ging het om de vraag of het in de ovens gestold aluminium bestanddeel is geworden van de ovens. Voor de vraag of sprake is van beschadiging van betekenis gaat het alleen om de fysieke gevolgen voor de zaken die uit elkaar worden gehaald. Eventuele vermogensrechtelijke gevolgen die ontstaan door afsplitsing zijn irrelevant. Ook wordt buiten beschouwing gelaten of de instandhouding van de verbinding tussen de zaak en de hoofdzaak van een redelijk belang is voor een rechtspartij. Tot slot benadrukt de Hoge Raad dat de verkeersopvatting geen rol speelt bij bestanddeelvorming op grond van artikel 3:4 lid 2 BW. Volgens de Hoge Raad is het aluminium bestanddeel geworden van de ovens. Dat de verbinding onbedoeld tot stand is gekomen, maakt dat niet anders.

De verkeersopvatting

Zaken kunnen eenvoudig aan elkaar worden bevestigd of van elkaar worden gescheiden door technologische ontwikkelingen. Denk aan de accu van een auto of het stuur van een racefiets. Daarom benadrukte De Hoge Raad in het arrest Dépex / Curatoren Bergel c.s. (1991) dat gekeken moet worden naar de onvoltooidheid van de zaak zonder de toegevoegde zaak. De verkeersopvatting is dus ingevuld met een incompleetheidsaanwijzing. De Hoge Raad formuleerde in het arrest ook het criterium van de constructieve afstemming. Wanneer twee zaken in constructief opzicht op elkaar zijn afgestemd, is dit een aanwijzing dat een zaak bestanddeel is geworden van de andere zaak.

In het arrest Prorail/ Rijswijk Wonen (2012) bepaalde de Hoge Raad dat alle omstandigheden van het geval relevant zijn voor de vraag of iets volgens de verkeersopvatting onderdeel uitmaakt van een zaak. Uit dit arrest blijkt dat in bepaalde gevallen moet worden gekeken naar de vraag of de toegevoegde zaak een tijdelijke hulpfunctie vervult. Als dat zo is, is dat een aanwijzing dat de toegevoegde zaak geen bestanddeel is. Denk aan een nooddeur in een gebouw in aanbouw. Bij beoordeling over bestanddeelvorming is terughoudendheid vereist, want een rechtspartij kan het eigendomsrecht op zijn zaak verliezen als die bestanddeel wordt van andermans zaak. Op grond van artikel 5:3 BW is de eigenaar van een zaak immers eigenaar van al haar bestanddelen.

Zonnepanelen en zonneboilers in nul-energiewoningen

Een arrest van het Hof Amsterdam uit 2018 verduidelijkt hoe objecten bestanddeel worden van een onroerende zaak. In de betreffende zaak werd een woning met zonnepanelen en een zonneboiler verhuurd. Het betreft een nul-energie woning, dus een groot deel van de energiebehoefte wordt vervuld door middel van de zonnepanelen en zonneboiler. Daarom is de woning incompleet zonder de zonnepanelen en de zonneboiler als toereikende energiebron en zijn zij volgens het Hof bestanddelen van de woning. Zij zijn eigendom van de eigenaar van de woning op grond van artikel 5:3 BW.

Tip

Wanneer u producten gaat verhuren of leasen aan een partij die het product in of op zijn zaak zal monteren, raad ik u aan juridisch advies in te winnen. Zo voorkomt u dat u uw eigendomsrecht op uw product verliest.

 

Literatuur

[1] Van der Plank 2016, p. 126.

[2] Pitlo/Reehuis e.a. 2019, p. 7.

Wilma de Jongh

Auteur: Wilma de Jongh

mr ir W. (Wilma) de Jongh

E-mail: wdejongh@aens.nl

T: 085 – 48 77 405