Geen strafrechtelijke vervolging na eerdere bestuursrechtelijke strafkorting op de bedrijfstoeslag

Strafvervolging na oplegging van een verhoogde randvoorwaardenkorting is niet toegestaan. Een persoon mag voor eenzelfde feit namelijk niet twee keer worden vervolgd.

Situatie

Een veehouder maakt jaarlijks aanspraak op bedrijfstoeslag. In 2011 kort de staatssecretaris de veehouder 100% op zijn bedrijfstoeslag wegens opzettelijke niet-naleving van de randvoorwaarden daarbij. De staatssecretaris doet dit, omdat de veehouder diergeneesmiddelen gebruikt die gevaar kunnen opleveren voor de menselijke gezondheid, indien het vlees in de voedselketen komt. Deze korting is gebaseerd op EU-regelgeving voor bedrijfstoeslag (VO1122/2009, artikel 72, lid 2). De veehouder gaat in beroep bij het CBb tegen de opgelegde korting. Uiteindelijk bedraagt de korting 40%. Na deze korting wil ook de economische strafrechter de veehouder vervolgen en dagvaardt de veehouder.

Oordeel gerechtshof

Volgens het Handvest van de grondrechten mag niemand opnieuw worden berecht of gestraft in strafrechtelijke procedures voor een strafbaar feit waarvoor hij in de Unie reeds onherroepelijk is vrijgesproken of veroordeeld overeenkomstig de wet. Het wetsartikel dat iemand niet twee keer (voor hetzelfde) mag worden gestraft (zogenaamde ne bis in idem-bepaling in artikel 68 Wetboek van strafrecht) is niet van toepassing.

Er bestaat een sterke gelijkenis tussen de strafrechtelijke vervolging in gevallen als het onderhavige en een procedure die leidt tot oplegging van een korting door de staatssecretaris. Deze gelijkenis blijkt wanneer op de onderhavige situatie de vergelijkingsfactoren worden toegepast die in de rechtspraak van de Hoge Raad zijn ontwikkeld voor de beoordeling van de vraag of sprake is van “hetzelfde feit”[1]. Een dergelijke vergelijking leidt tot de slotsom dat enerzijds de procedure die leidt tot oplegging van de korting en anderzijds de strafrechtelijke vervolging hun oorsprong vinden in hetzelfde feit als in de rechtspraak bedoeld. De aan de betrokkene verweten gedraging is immers identiek, te weten (nader bepaalde gevallen van) overtredingen van regels over de identificatie en registratie, terwijl de beschermde rechtsgoederen in hoge mate vergelijkbaar, zo niet identiek zijn, te weten – kort gezegd – de controle van de herkomst van de dieren.

Daarnaast geldt dat voor de betrokkene de gevolgen van het opleggen van de boete en de van het instellen van een strafvervolging te verwachten strafrechtelijke sanctie in hoge mate overeenkomen. Beide kunnen voor betrokkene leiden tot oplegging van een wezenlijke betalingsverplichting.

Aldus komt naar voren dat zich hier een uitzonderlijke – van andere gevallen waarin een bestuursrechtelijk en een strafrechtelijk traject samenlopen, afwijkende – situatie voordoet die op gespannen voet staat met het ne bis in idem-beginsel. De korting heeft daarmee een verdergaande strekking dan het beëindigen van de overtreding of het herstel van de toestand en is daarmee gericht op toevoeging van verdergaand leed of nadeel.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25 november 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8975


[1] als bedoeld in artikel 68 Wetboek van strafrecht en artikel 313 Wetboek van strafvordering.

Jacoline Kroon

Auteur: Jacoline Kroon

mr ir J.M.M. (Jacoline) Kroon

E: jkroon@aens.nl

T: 085 – 48 77 406