Het omgevingsrecht (weer) op de schop?

Hoewel het stof dat de Wet ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht deed opwaaien nog niet is neergedaald, is de volgende vernieuwingsslag al aangekondigd.

Einde bestemmingsplan?

De minister van Infrastructuur & Milieu werkt aan een Omgevingswet, waarin het omgevingsrecht vereenvoudigd en gebundeld wordt. Het is de bedoeling dat de wet “de knelpunten van vandaag oplost en tevens een goede wettelijke basis biedt voor maatschappelijke opgaven van morgen.” Tientallen wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriele regelingen zullen worden samengevoegd in een nieuwe wet, een omgevingsbesluit en een aantal ministeriële regelingen. Deze ingrijpende operatie is al aangeduid als het meest omvangrijke wetgevingstraject na de Grondwet van 1848.

Trend

Het omgevingsrecht is de afgelopen jaren flink in beweging. In juli 2008 trad de Wet ruimtelijke ordening in werking, in 2010 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Met name degenen die met de uitvoering ervan betrokken zijn hebben de afgelopen pionierservaring opgedaan. Van verschillende kanten is kritiek geuit op de nieuwe Omgevingswet. Zo erkent de Raad van State de noodzaak het omgevingsrecht te hervormen, maar geeft de minister in overweging het plan op te schorten zodat de praktijk het bestaande (nieuwe) systeem leert kennen. De minister daarentegen neemt “brede steun” tot spoedige integratie waar en verwacht dat er ten tijde van de inwerkingtreding van de Omgevingswet gewenning zal zijn met het huidige systeem. Men kan zich afvragen of dat een valabel argument is om het bezwaar van de Raad van State te pareren.

Einde bestemmingsplan?

In het wetgevingstraject zal de figuur van het bestemmingsplan worden geëvalueerd. De insteek lijkt te zijn dat het bestemmingsplan vervangen wordt door een planologische verordening (niet te verwarren met de provinciale planologische verordening ex artikel 4.1 Wro). Het bestemmingsplan zou niet flexibel genoeg zijn om te voorzien in de behoefte aan projectbesluitvorming. Mijns inziens is het maar de vraag of dat argument volstaat om afscheid te nemen van het bestemmingsplan. De Crisis- en herstelwet bewijst dat het mogelijk is ten behoeve van bepaalde projecten de besluitvorming te versnellen. In plaats van het laten verdwijnen van een van de meest stabiele factoren in het omgevingsrecht, zou kunnen worden volstaan met flexibiliseringsinstrumenten. Pas als de functie van het “nieuwe” bestemmingsplan fundamenteel zou afwijken van het huidige bestemmingsplan, zou het schrappen ervan aan de orde gesteld moeten worden. Invoering Volgens een Kabinetsnotitie van maart 2012 treedt de Omgevingswet in 2014 in werking. Van verschillende kanten, waaronder de VNG, het IPO en de Raad van State is kritiek gekomen op het tijdspad, dat weinig realistisch zou zijn. Echter, op kamervragen of er verschil bestaat tussen de “politieke” en “reële” planning antwoordde de minister dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen het aanleveren van de Omgevingswet bij de kamer en de daarop volgende Invoeringswet en uitvoeringsregelgeving. De minister stelt de termijnen “verruimd” te hebben, maar is niet duidelijk over het meest reële tijdspad. Wel lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat inwerkingtreding van het totaalpakket in 2014 niet haalbaar is. Informatie van het ministerie van I&M Voorlichting Raad van State (incl. samenvatting).

Richard van Baalen

Auteur: Richard van Baalen

mr M.J.H. (Richard) van Baalen

E: rvbaalen@aens.nl

T: 085 – 48 77 408