Huwelijkse voorwaarden en de echtelijke woning (juni 2008)

Inleiding

Over de manier waarop partijen die op huwelijkse voorwaarden met een periodiek verrekeningbeding met elkaar zijn getrouwd moeten afrekenen met betrekking tot de echtelijke woning bestond lange tijd veel onduidelijkheid. Met het arrest Schwanen/Hundscheid II van de Hoge Raad van 27 januari 2006 is er duidelijkheid gekomen. Hieronder wordt de casus geschetst en wordt in hoofdlijnen het arrest weergegeven.

Casus

Partijen zijn onder huwelijkse voorwaarden met Amsterdams verrekenbeding met elkaar getrouwd. Het Amsterdams verrekenbeding is een periodiek verrekenbeding dat inhoudt dat de echtgenoten jaarlijks met elkaar zullen verrekenen wat van hun inkomen is bespaard. Tijdens het huwelijk wordt de man eigenaar van de echtelijke woning. De koopsom wordt volledig gefinancierd met een hypothecaire geld-lening. De centrale vraag is hoe partijen met elkaar moeten afrekenen als zij hun overgespaarde inkomen hebben gebruikt voor aflossing van de hypotheekschuld.

Het arrest Schwanen/Hundscheid II

Het arrest Schwanen/Hundscheid II is een vervolg op het arrest Schwanen/Hundscheid I van 6 december 2002. In dit eerste arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat de aflossingen op de hypotheek uit overgespaard inkomen van de tijdens het huwelijk geleverde woning worden gezien als een belegging in de woning. De Hoge Raad geeft echter niet duidelijk aan op welke manier er verrekend moet worden. Het antwoord op deze vraag geeft de Hoge Raad in het arrest Schwanen/Hundscheid II van 27 januari 2006. In dit tweede arrest maakt de Hoge Raad twee dingen duidelijk. Ten eerste maakt de Hoge Raad duidelijk dat het betalen van hypotheekrente van een echtelijke woning wordt aangemerkt als het voldoen van kosten van de huishouding. De hypotheekrentebetalingen komen dus niet als onverteerd inkomen voor verrekening in aanmerking. Ten tweede geeft de Hoge Raad een duidelijke formule voor het berekenen van het te verrekenen vermogen. Het verrekenbaar vermogen bestaat uit het breukdeel, dat vormt gevormd door de aflossingen, gedeeld door de totale schuld en vermenigvuldigd met de waarde van de woning. Deze formule geldt voor de situatie waarin door één van de partijen tijdens het huwelijk een woning is gekocht en op de hypothecaire geldlening uit overgespaarde inkomsten is afgelost.

Conclusie

Met dit arrest is er duidelijkheid gekomen over het onderwerp verrekenen en de echtelijke woning. Over verrekenen en een vòòr het huwelijk gekochte woning bestaat echter nog onduidelijkheid. In de literatuur verschilt men van mening over hoe te handelen. De Hoge Raad zal ook over deze kwestie duidelijkheid moeten brengen.

Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met mr Femke Hilderink advocaat bij A & S Advocaten te Wageningen.

Auteur: AenS Advocaten

T: 085 – 48 77 400
E: info@aens.nl