Ontbinding pachtovereenkomst na inbreng melkquotum in een melkmaatschap

Pachter is tekort geschoten door het melkquotum, dat met de verpachte samenhing, tussentijds in te brengen in een melkmaatschap. Ook heeft de pachter zonder toestemming de bestemming en gedaante van het gepachte veranderd door sedum te gaan kweken. Ontbinding volgt, ook al is het melkquotum afgeschaft.

Situatie

Een pachter heeft met behulp van het verpachte melkquotum verkregen. In 2006 heeft hij het melkquotum vervreemd door inbreng in een melkmaatschap. Daardoor kon hij niet meer, althans niet bij uitsluiting, over het melkquotum beschikken, ook al hebben de maten van de maatschap tijdens de zitting anders verklaard. Ook is de pachter zonder toestemming van de verpachter ter plaatse sedum gaan telen, waardoor hij de aard en gedaante van het gepachte heeft veranderd.

Oordeel pachtkamer gerechtshof

De hoofdverplichting van een pachter ten aanzien van het melkquotum houdt in dat hij als een goed pachter het met het verpachte samenhangende melkquotum in stand houdt en dat hij het melkquotum aan het einde van de pachtduur ter beschikking stelt van de verpachter. Indien de pachter door eigen toedoen of nalaten tijdens de looptijd van de pachtovereenkomst zonder toestemming van de verpachter de beschikkingsmacht over dit melkquotum verliest, schiet hij in beginsel tekort in de nakoming van zijn verplichting jegens de verpachter. Deze tekortkomingen leveren in casu grond op voor ontbinding van de (reguliere) pachtovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gepachte.

Daarnaast kan verpachter wegens de vervreemding van het melkquotum aanspraak maken op schadevergoeding. Volgens vaste jurisprudentie ontstaat deze aanspraak reeds op het moment van het verlies van die beschikkingsmacht (dus 2006) en bedraagt deze de helft van de verkeerswaarde van het melkquotum op dat moment. Het feit dat de pachter voor de inbreng van het melkquotum geen (kenbare) financiële vergoeding heeft gekregen en het melkquotum thans geen waarde meer vertegenwoordigt, doet daaraan niet af. Het pachthof gaat immers uit van het moment in 2006, waarop de pachter zijn melkquotum vervreemdde. Dit volgt uit artikel 6:80, lid 1, sub A BW, dat bepaalt dat de gevolgen van niet-nakoming reeds intreden voordat de vordering opeisbaar is, wanneer vaststaat dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk zal zijn.

Pachtkamer hof Arnhem-Leeuwarden, 20 september 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:7563.

Jacoline Kroon

Auteur: Jacoline Kroon

mr ir J.M.M. (Jacoline) Kroon

E: jkroon@aens.nl

T: 085 – 48 77 406