Pacht en fosfaatrechten

In pachtverhoudingen heeft de verpachter onder bepaalde voorwaarden aanspraak op de fosfaatrechten van de pachter. Die aanspraak geldt niet in alle gevallen. Dat blijkt uit het arrest dat de pachtkamer van het gerechtshof in Arnhem op 26 maart 2019 heeft gewezen.

Achtergrond

Het gerechtshof heeft een uitspraak gedaan in een zaak waarin een pachter een hoeve pachtte. Het ging daarbij om een woning met stallen en ongeveer 40 hectare landbouwgrond. De pachter had een melkveehouderijbedrijf. De pachtovereenkomst werd op 1 mei 2018 beëindigd. De pachter kreeg in januari 2018 een hoeveelheid fosfaatrechten toegekend.

De pachter en de verpachter verschilden van mening over de vraag of bij het einde van de pacht de fosfaatrechten aan de verpachter overgedragen moesten worden. Zij hebben besloten om hun geschil rechtstreeks voor te leggen aan de pachtkamer van het gerechtshof in Arnhem. Daarbij is dus niet de gebruikelijke route gevolgd via de pachtkamer van de rechtbank. Omdat het gaat om een principiële kwestie is de rechtbank overgeslagen en de zaak ineens aan het gerechtshof voorgelegd.

Samenhang pacht en fosfaatrechten

Het gerechtshof heeft in zijn arrest gezocht naar aanknopingspunten om te bepalen wie recht heeft op de fosfaatrechten. In de overeenkomst tussen pachter en verpachter was daar niets over geregeld. In de Meststoffenwet is evenmin een civielrechtelijke aanspraak te vinden. Er is ook, overweegt het ge-rechtshof, nog geen gewoonterecht waaraan partijen zijn gebonden. Het gerechtshof komt uit bij de eisen van redelijkheid en billijkheid. Binnen een pachtovereenkomst moeten partijen zich gedragen naar de eisen van redelijkheid en billijkheid. Wat die eisen precies inhouden moet van geval tot geval worden bepaald.

In de rechtspraak over pacht en melkquotum werd er vanuit gegaan dat het melkquotum naar redelijkheid en billijkheid met de grond samenhing, omdat de grond zonder melkquotum minder waard was. Zo’n directe grondgebondenheid kan volgens het hof voor het fosfaatrecht niet worden aangenomen. Bovendien is het fosfaatrecht geen voortvloeisel van een Europeesrechtelijke regeling. Volgens de Meststoffenwet rusten de rechten op het bedrijf, maar zijn deze niet grondgebonden en ook niet civiel-rechtelijk bedrijfsgebonden. Daarnaast is het melkquotum op 1 april 2015 afgeschaft terwijl de peilda-tum voor de vaststelling van de hoeveelheid fosfaatrechten die vanaf 1 januari 2018 zijn toegekend, ligt op 2 juli 2015. Die regelingen sluiten dus niet bij elkaar aan. Bovendien zijn de regelingen verschillend, waardoor het hof oordeelt dat er geen sprake is van continuïteit tussen de toekenning van melk-quotum en fosfaatrechten. Dit betekent ook dat de rechtspraak over het melkquotum niet zonder meer kan worden toegepast.

De fosfaatrechten hebben wel overeenkomsten met de varkensrechten. Tegelijkertijd is er ook een verschil, omdat de varkenshouderij veel minder afhankelijk is van de grond bij het bedrijf.

De uitspraken van het gerechtshof over de betalingsrechten kunnen volgens het gerechtshof in dit geval niet worden toegepast. De achtergrond en de werking van de betalingsrechten en die van fosfaatrechten liggen te ver uit elkaar om ze op dezelfde wijze toe te passen.

Op de vraag wat de eisen van redelijkheid en billijkheid in een pachtverhouding meebrengen, neemt het hof tot uitgangspunt dat melkveebedrijven fosfaatrechten hebben en meestal ook beschikken over grond en gebouwen. De fosfaatrechten komen in beginsel alleen aan de pachter toe. Alleen als de verpachter langdurig bedrijfsmiddelen aan de pachter ter beschikking heeft gesteld en die bedrijfsmid-delen voor het bedrijf van de pachter van overwegend belang waren om zijn bedrijf te kunnen exploiteren, heeft de verpachter bij het einde van de pacht, naar redelijkheid en billijkheid aanspraak op de fosfaatrechten.

Is de aanspraak gerechtvaardigd?

Die aanspraak van de verpachter moet gerechtvaardigd zijn. Daarvoor kunnen drie samenhangende redenen bestaan.

– De verpachter heeft langdurig bedrijfsmiddelen aan de pachter ter beschikking gesteld, waar-door de pachter zijn bedrijfsvoering op die bedrijfsmiddelen heeft kunnen baseren.

– Die bedrijfsmiddelen hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de omvang van de veestapel en daarmee aan de fosfaatrechten.

– De grond en/of de gebouwen zijn na het einde van de pachtovereenkomst potentieel minder goed te exploiteren voor de verpachter, wanneer deze zonder fosfaatrechten worden opgeleverd.

Op basis van deze criteria formuleert het gerechtshof een aantal concrete regels om te beoordelen of de verpachter van gronden en gebouwen aanspraak kan maken op fosfaatrechten.

Concrete regels

– Tussen partijen moet op 2 juli 2015 sprake zijn geweest van een reguliere pachtovereenkomst of van een geliberaliseerde pachtovereenkomst die voor 12 jaar of langer is aangegaan.

– De verpachter heeft aanspraak op fosfaatrechten indien het gaat om hoevepacht, om de pacht van minimaal 15 hectare losse grond of de pacht van een gebouw. Dat gebouw moet specifiek zijn ingericht voor de melkveehouderij, voor de uitoefening daarvan noodzakelijk zijn en door de verpachter ter beschikking zijn gesteld.

– De fosfaatrechten worden voor 50% toegerekend aan de gebouwen en 50% aan de grond die op 2 juli 2015 voor het melkvee in gebruik was.

– Indien een pachter op de peildatum zowel gepachte gronden als eigendomsgronden had die-nen de fosfaatrechten naar verhouding te worden toegerekend. Uiteraard alleen als het gaat om meer dan 15 hectare die regulier of geliberaliseerd voor meer dan 12 jaar, is verpacht.

– De pachter heeft recht op een vergoeding van 50% van de marktwaarde van de fosfaatrechten. Daarbij moet worden uitgegaan van de marktprijs op de datum waarop de pachtovereenkomst is beëindigd.

Gevolgen voor de praktijk

Het spreekt voor zich dat deze uitspraak alleen geldt voor de partijen die daarbij betrokken zijn. Tegelijkertijd geeft de uitspraak richtlijnen voor de praktijk. Dit betekent niet dat alle vragen ook direct be-antwoord zijn.

Het gerechtshof geeft zelf aan dat de in het arrest genoemde grens van 15 hectare arbitrair is en dat afhankelijk van de regio, de aard en inrichting van de bedrijfsvoering en andere omstandigheden de betekenis van 15 hectare kan wisselen voor een bedrijf. Dat betekent niet dat die grens niet hard is, maar wellicht is er discussie mogelijk.

Waarschijnlijk is er ook discussie mogelijk over de vraag wanneer een bedrijfsgebouw specifiek is ingericht voor de melkveehouderij. Geldt dat ook voor een jongveestal?

De belangen van de verpachter heeft het hof gezet in een sleutel van de rechtvaardiging voor diens aanspraak. Daarbij overweegt het gerechtshof dat die rechtvaardiging vooral gevonden wordt in de mogelijkheid voor de verpachter om een groot pachtobject zelf te exploiteren of dat aan een opvolgend gebruiker ter beschikking te stellen. Die mogelijkheden worden beperkt indien de verpachter of de opvolgende pachter moeten investeren in fosfaatrechten. Voor institutionele verpachters geldt vaak dat niet een nieuwe pachter wordt gezocht, maar dat de gronden geliberaliseerd aan verschillende partijen worden verpacht of voor natuurontwikkeling worden ingezet. De tijd zal leren of in die gevallen voldoende rechtvaardiging bestaat voor de overdracht van de fosfaatrechten.

Anders dan onder de melkquotumrechtspraak, waar de verpachter van los land recht had op de helft van de waarde van het quotum, heeft de verpachter nu aanspraak op een kwart van de fosfaatrechten. De helft van de fosfaatrechten wordt immers aan de gebouwen toegerekend. Uiteraard geldt dit alleen voor pacht van los land groter dan 15 hectare.

Tot slot, het gerechtshof gaat er van uit dat de fosfaatrechten aan de verpachter worden overgedragen en dat deze de helft van de waarde daarvan vergoedt. Partijen kunnen dat ook anders regelen, door overeen te komen dat de fosfaatrechten bij de pachter blijven en dat deze de helft van de waarde daarvan aan de verpachter vergoedt.

Conclusie

De conclusie is dat het pachthof met dit arrest een lijn heeft uitgezet die het aantal juridische geschillen over fosfaatrechten zal beperken. Alleen bij de verpachting van grotere oppervlakten of gebouwen kan de verpachter immers aanspraak maken op fosfaatrechten. Maar ook wanneer daarvan wordt uitgegaan blijven er nog vraagtekens over. Verder hebben partijen in deze zaak uiteraard de mogelijkheid om nog beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad. Er valt dus hoe dan ook nog het nodige te zeggen over pacht en fosfaatrechten.

Op www.rechtspraak.nl kunt u het arrest raadplegen onder nummer ECLI:NL:GHARL:2019:2544.

Benno Nijman

Auteur: Benno Nijman

mr B. (Benno) Nijman

E: bnijman@aens.nl

T: 085 – 48 77 411