Planschadejurisprudentie passieve risico-aanvaarding

Een persoon komt niet voor vergoeding van planschade in aanmerking als hij het risico van het vervallen van bestaande bouwmogelijkheden heeft aanvaard. In voorkomende zaken toetst de rechter uitdrukkelijk of de aanvrager redelijkerwijs kon voorzien of een voor hem negatieve bestemmingsplanwijziging op handen was.

Situatie

Verzoeker is eigenaar van enkele percelen. In het bestemmingsplan “Landelijk Gebied 2002” zijn bouwmogelijkheden, die onder het oude bestemmingsplan “Landelijk Gebied 1981” mogelijk waren, komen te vervallen. Hij lijdt daardoor schade. Verzoeker wil vergoeding hiervan. Het College van B&W weigert deze. Naar zijn oordeel had de aanvrager het risico van een negatieve bestemmingsplanwijziging aanvaard. Dit bestond er uit dat een bouwmogelijkheid van een woning van 1.530 m³ niet, althans niet geheel, was benut. De aanvrager had over een eerdere voorgenomen planwijziging bij het college geprotesteerd. Die wijziging hield in dat de bestemming ‘woondoeleinden’ zou worden gewijzigd in een agrarische bestemming, namelijk ‘bollenteelt’. De aanvrager had verzocht die wijziging niet door te voeren. Het college had dat verzoek destijds gehonoreerd. Echter, de woondoeleindenbestemming in het nieuwe plan kende een maximum bouwvolume van 900 m³. In geschil is uitsluitend of de schade ten laste van verzoeker moet blijven. Hij heeft immers de bouwmogelijkheden van het oude bestemmingsplan niet benut, waardoor hij het risico passief heeft aanvaard dat deze – gedeeltelijk – zouden kunnen vervallen. Men noemt dit ook wel “passieve risico-aanvaarding” of “verwijtbaar stilzitten”. Deze toets is nodig om te oordelen of degene die tegemoetkoming in planschade aanvraagt, die schade zelf moet dragen, omdat hij kon voorzien dat een bestemmingsplan in zijn nadeel zou wijzigen maar van de (vervallen) mogelijkheden van het oude bestemmingsplan geen gebruik heeft gemaakt.

Oordeel Afdeling

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State fileert de correspondentie tussen de aanvrager en het college. Zij komt tot de conclusie dat de aanvrager de berichtgeving van het college niet mocht opvatten als een mededeling dat het bouwvolume van 1.530 m³ zou worden gehandhaafd. Dit omdat hij specifiek had gevraagd om een wijziging van de bestemming en niet van bijbehorende planvoorschriften. De Afdeling overweegt – terecht – niet dat reeds omdat in het verleden een wijziging van de bestemming was aangekondigd sprake zou zijn van passieve risico-aanvaarding. Bepalend is immers wat “redelijkerwijs” voorzienbaar was. Daarbij kan van belang zijn wat het college heeft meegedeeld. Belang uitspraak Deze uitspraak is een bevestiging van de bestaande jurisprudentie en bevat een mooi voorbeeld van de wijze waarop deze problematiek moet worden behandeld.

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 19 december 2012, nr 201203869/1/A2

Richard van Baalen

Auteur: Richard van Baalen

mr M.J.H. (Richard) van Baalen

E: rvbaalen@aens.nl

T: 085 – 48 77 408