Samenhang tussen vergunningverlening en intrekking andere vergunning

Vergunningverlening op grond van artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 is mogelijk indien in directe samenhang daarmee een vergunning wordt ingetrokken die op hetzelfde Natura 2000-gebied stikstofdepositie veroorzaakt (saldering). De intrekking is een mitigerende maatregel. Dit oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 mei 2013.

Situatie

Bij besluit van 13 december 2010 hebben Gedeputeerde Staten aan een veehouder een vergunning verleend als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 voor het oprichten van een veehouderij te Luttenberg (provincie Overijssel). In de omgeving van de veehouderij bevinden zich de Natura 2000-gebieden Boetelerveld ongeveer op 2,3 km afstand, Sallandse Heuvelrug op ongeveer 3 km afstand en Wierdenseveld op ongeveer 8,7 km afstand. Gedeputeerde Staten menen dat zij deze vergunning konden verlenen, omdat er een directe samenhang is tussen de intrekking van de milieuvergunning in Haarle en Raalte. Appellant meent dat de vergunning niet verleend had kunnen worden. Volgens hem bestaat er geen directe samenhang tussen de intrekking van de vergunning in Haarle en Raalte en de verlening van de onderhavige vergunning.

Oordeel Afdeling

De Afdeling oordeelt als volgt. De milieuvergunning van de veehouderij in Haarle is bij besluit van 11 november 2010 ingetrokken. De vergunning van de veehouderij in Raalte is bij besluit van 15 december 2009 ingetrokken. In deze besluiten is vermeld dat dit verband houdt met de voorgenomen oprichting van de veehouderij, waarvoor thans vergunning is verleend. Gelet hierop moet er vanuit worden gegaan dat een directe samenhang bestaat tussen de intrekking van de milieuvergunning en de verlening van de Nbw 1998-vergunning. Gedeputeerde Staten konden daarom de intrekking van de milieuvergunning van de veehouderijen in Haarle en Raalte bij de verlening van de NBW 1998-vergunning betrekken.

Opmerking

1.Bij de saldering wordt dus uitgegaan van de milieuvergunning van een stoppende veehouderij. Ook de latente (onbenutte) milieubelasting mag dan worden meegenomen bij deze saldering. Deze kan na saldering weer gewoon worden gebruikt (opgevuld).

2.Uit de uitspraak blijkt niet dat de depositie binnen één Natura 2000-gebied verder moet worden gespecificeerd naar locatie. In eerdere jurisprudentie werd wel uitgegaan van saldering op alle soorten en habitattypen binnen één Natura 2000-gebied. Kennelijk is dat nu niet meer noodzakelijk.

ABRS 22 mei 2013, nummer 201107526/1/T1/A4 (BR 2013/105): en ABRS 18 september 2013, nummer 201208493/1/A4.

Jacoline Kroon

Auteur: Jacoline Kroon

mr ir J.M.M. (Jacoline) Kroon

E: jkroon@aens.nl

T: 085 – 48 77 406