Agrariërs opgelet: plattelandswoning kan uw bedrijfsvoering belemmeren

Een plattelandswoning kan, anders dan de wetgever dacht, de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven wel degelijk belemmeren.

Recente uitspraak Raad van State

Vanaf 1 januari 2013 is het mogelijk om (voormalige) bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven geschikt te maken voor bewoning door derden. Het was de bedoeling dat die derden, meestal “gewone” burgers zonder betrokkenheid bij het agrarische leven, de bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf niet zouden kunnen belemmeren. Dit betekende volgens de wetgever onder meer dat de woning in juridisch-planologische zin nog wel onderdeel was van het bedrijf, maar dat de plattelandswoning niet wordt beschermd tegen de emissie van fijn stof vanuit dat “eigen” bedrijf (zie ook de Parlementaire Geschiedenis, met name blad 5 van de Memorie van Toelichting).

Op 4 februari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:236) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) uitgemaakt, dat de luchtkwaliteit bij een plattelandswoning wel degelijk moet worden beoordeeld.

De reden hiervan is dat een plattelandswoning niet kan worden aangemerkt als een arbeidsplaats. Op arbeidsplaatsen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (zie artikel 5.6 en 5.19 van de Wet milieubeheer), maar omdat een plattelandswoning geen arbeidsplaats is moet de luchtkwaliteit dus wel worden beoordeeld. De wetgever heeft met de Wet plattelandswoningen beoogd om bepaalde voorschriften buiten werking te stellen, maar dat is vanwege de Europese richtlijn 89/654/EEG niet mogelijk, aldus de Afdeling.

Wat betekent dit?

In ieder geval moet bij besluiten die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit van een plattelandswoning, rekening worden gehouden met de luchtkwaliteitseisen voor die plattelandswoning. Dit geldt ten aanzien van alle besluiten, dus ook voor besluiten die zien op de ontwikkeling van het “eigen” bedrijf waarbij de plattelandswoning hoort.

In voorkomend geval zullen agrariërs er dus belang bij hebben om te voorkomen dat zogenaamde “tweede bedrijfswoningen” kunnen worden aangemerkt als plattelandswoning. Op die manier kan worden voorkomen dat derden daar wonen en aldus (de ontwikkeling van) het bedrijf frustreren.

Richard van Baalen

Auteur: Richard van Baalen

mr M.J.H. (Richard) van Baalen

E: rvbaalen@aens.nl

T: 085 – 48 77 408