Burgermeester mocht drugspand niet sluiten

Als in een pand drugs gerelateerde activiteiten worden ontdekt, dan heeft de burgemeester op basis van artikel 13b Opiumwet een bevoegdheid om tot sluiting van dit drugspand over te gaan. Recentelijk heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in afwijking van deze hoofdregel een uitspraak gedaan.

In een bedrijfspand heeft de politie een hennepkwekerij aangetroffen. De burgemeester heeft dit pand daarop met toepassing van artikel 13b Opiumwet gesloten. De eigenaar/verhuurster van het bedrijfspand heeft daartegen met succes verweer gevoerd. Volgens de eigenaar/verhuurster had de burgemeester wegens bijzondere omstandigheden moeten afwijken van de hiervoor genoemde beleidsregel en niet tot sluiting mogen overgaan. De eigenaar/verhuurster van het betreffende pand heeft zich daarbij onder meer beroepen op het gelijkheidsbeginsel en heeft verwezen naar een eerder besluit van de burgemeester, waarbij een pand, ondanks het aantreffen van handelshoeveelheden drugs, besloten dat dit pand niet hoefde te worden gesloten.

Wat maakt deze zaak nu zo bijzonder? De uitkomst van de procedure ligt in de feitelijke omstandigheden. De eigenaar/verhuurster heeft bij het aangaan van de huurovereenkomst de nodige zorgvuldigheid betracht. Zij heeft een makelaar ingeschakeld die de betrouwbaarheid en de kredietwaardigheid van de huurder heeft gecontroleerd middels een NVM-bedrijfstoets. De makelaar heeft de identiteit van de huurder vastgesteld. In de huurovereenkomst is expliciet vermeld dat verhuurster bij constatering van illegale activiteiten de huurovereenkomst kan ontbinden en het pand kan ontruimen. Daarnaast is uitdrukkelijk een verbod opgenomen dat toeziet op drugs gerelateerde activiteiten. De huurder heeft bij het aangaan van de huurovereenkomst aangegeven het pand te willen gebruiken als bedrijfspand. Hij had al een vestiging van zijn bedrijf elders en wilde daarnaast een vestiging in deze gemeente. De verhuurster is bij de andere vestiging gaan kijken en is daarbij niets vreemds opgevallen.

De gemeente heeft ook eigen beleid ter voorkoming van hennepkwekerijen . De gemeente geeft een folder uit waarin uitgelegd wordt hoe kan worden voorkomen dat illegale hennepkwekerijen worden geëxploiteerd. Hierin wordt aan verhuurders geadviseerd om per kwartaal controles uit te oefenen. De eigenaar/verhuurster heeft dat in dit geval ook gedaan. Twee maanden na aanvang van de huurovereenkomst heeft zij het gehele pand gecontroleerd. Als de eigenaar/verhuurster drie maanden later terugkomt om nogmaals te controleren, conform voorschriften van de folder van de gemeente, treft zij een ware ravage in het pand aan. Zij heeft direct de politie geïnformeerd en kreeg te horen dat enkel dagen daarvoor een inval was geweest en dat in het pand een hennepkwekerij door de politie is aangetroffen en ontruimd.

De eigenaar/verhuurster heeft vervolgens het pand direct geheel ontruimd, schoongemaakt en de sloten laten vervangen. De huurovereenkomst heeft zij gerechtelijk laten ontbinden. Ondanks deze maatregelen heeft de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet het bedrijfspand gesloten. De zaak is uiteindelijk tot aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitgeprocedeerd. De eigenaar/verhuurster heeft van de Afdeling gelijk gekregen, in die zin dat de burgemeester op basis van de hiervoor geschetste omstandigheden niet tot sluiting van het pand had mogen overgaan. De Afdeling acht het daarbij van belang dat de gemeente zelf in een folder over het voorkomen van hennepkwekerijen in een pand adviseert om elk kwartaal te controleren of het verhuurde niet wordt gebruikt voor hennepkwekerij. De verhuurster heeft dat gedaan. Aldus concludeert de Afdeling dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel onevenredige gevolgen heeft in de verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Met andere woorden: de burgemeester had in dit geval geen gebruik mogen maken van de sluitingsbevoegdheid van artikel 13b Opiumwet, omdat volgens de Afdeling een bestuursorgaan alle omstandigheden van het geval in zijn beoordeling moet betrekken en moet nagaan of deze op zichzelf of tezamen met andere omstandigheden tot een afwijking van het beleid nopen. Daarbij speelt mede een gegeven dat de eigenaar/verhuurder alles in het werk heeft gesteld om de verdere toegang tot het gehuurde voor de huurder te voorkomen. Door het sluiten van het pand ingevolge artikel 13b Opiumwet werd de eigenaar/verhuurder extra getroffen, omdat zij daardoor het pand ook niet aan een nieuwe partij kon gaan verhuren. Dat ging de Afdeling kennelijk te ver.

Auteur: AenS Advocaten

T: 085 – 48 77 400
E: info@aens.nl