Jurisprudentie onteigeningsrecht en planschade, mei 2022

  1. Onteigening ten behoeve van weg; geen complexprijs; geen kostenvergoeding

Rechtbank Gelderland 5 januari 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:247 (X / Gemeente Oldebroek)

De gemeente onteigent een perceeltje grasland ten behoeve van een ontsluitingsweg. De onteigende betoogt dat niet de gebruikswaarde, maar een complexwaarde moet worden vergoed. Dit vanwege een nabijgelegen bedrijventerrein. De rechtbank ziet evenwel geen complex van percelen die als één geheel in exploitatie worden gebracht, nu de weg mede dient ter ontsluiting van andere terreinen dan het bedrijventerrein. De rechtbank wijst er in dit verband ook op dat nog niet de helft van de realisatiekosten worden toegerekend aan het bedrijvenpark.

De gemeente bepleitte dat de onteigende in de proceskosten zou worden veroordeeld (eigen kosten, deskundigenkosten, deel kosten van gemeente) omdat het geldelijke belang gering was en de gemeente zich naar eigen zeggen ruimhartig opstelde. De rechtbank volgt dit niet, omdat een onteigende recht heeft op juridische bijstand die in redelijkheid door de onteigenaar wordt vergoed. De rechtbank voegt toe dat als het complex-betoog van de onteigende niet op voorhand kansloos was, en dat het (zou het slagen, logischerwijs) tot een aanmerkelijk hogere schadeloosstelling had geleid.

  1. Onteigening: overlegging stukken via exhibitieplicht

Conclusie A-G Valk 14 januari 2022, ECLI:NL:PHR:2022:26

De rechtbank oordeelt dat in een onteigeningsprocedure een zogeheten ‘incident’, meer specifiek een exhibitieplicht ex artikel 843a Wetboek van burgerlijke rechtsvordering toelaatbaar is. Strekking daarvan is dat de wederpartij wordt veroordeeld om bepaalde stukken in het geding te brengen. De A-G is in zijn conclusie (‘advies’) voor de Hoge Raad van mening dat de rechtbank het bij het juiste eind heeft. In onteigeningsprocedures is voortvarendheid weliswaar gewenst, maar een exhibitieincident leidt niet per se tot vertraging en de onteigeningswet sluit niet uit dat incidenten zoals deze worden opgeworpen.

Afwachten hoe de Hoge Raad oordeelt.

  1. Onteigening: verwachtingswaarde

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 18 januari 2022 (Staat / X)

Arrest na verwijzing door Hoge Raad. De onteigende meent dat het onteigende terrein per peildatum een verwachtingswaarde ontleent aan een aantal ruimtelijke plannen. De rechtbank had die plannen niet stuk voor stuk behandeld. De Hoge Raad oordeelde dat dat wel had gemoeten. Het hof oordeelt: “De conclusie ten aanzien van de in a tot en met f genoemde plannen, is dat de bestemming daarin, waarop [geïntimeerde] de door hem gestelde verwachtingswaarde baseert, voortbouwt op concrete plannen voor de A4, althans dat aan het plan geen verwachtingswaarde op de peildatum kan worden ontleend. Er waren los van de (plannen voor de) A4 dus geen plannen tot ontwikkeling van het perceel tot bedrijventerrein.” Omdat de ruimtelijke verwachtingen (dus) dateren van na het werk waarvoor is onteigend, is geen sprake van verwachtingswaarde

Richard van Baalen

Auteur: Richard van Baalen

mr M.J.H. (Richard) van Baalen

E: rvbaalen@aens.nl

T: 085 – 48 77 408