Meer duidelijkheid over fosfaatrechten pachter

In het arrest van 26 maart 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:2544 (ASR/Qualm) heeft het Pachthof duidelijk gemaakt aan wie de fosfaatrechten (in beginsel) toekomen. De fosfaatrechten komen aan de pachter toe, tenzij de verpachter langdurig bedrijfsmiddelen aan de pachter ter beschikking heeft gesteld die voor het bedrijf van de pachter van overwegend belang zijn om het bedrijf te kunnen exploiteren (zie ook de blog van Benno Nijman).

In verlengde hiervan oordeelt de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwaarden op 20 oktober 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8518 1, dat een tussentijdse vervreemding van de fosfaatrechten, zonder toestemming van de verpachter geen tekortkoming oplevert. Met dit arrest wordt duidelijk, dat indien de fosfaatrechten tussen de pachter en verpachter moeten worden afgerekend, dit in principe pas bij het einde van de pacht moet gebeuren.

De casus

In hoofdlijnen gaat het om het volgende. De pachter heeft het gepachte in zijn maatschap ingebracht. De maatschap was niet de pachter. Het bedrijf van de pachter was in april 2015 in Nederland gevestigd. Er werd toen grond in Duitsland en in Nederland gepacht en gebruikt ten behoeve van het in Nederland gevestigde bedrijf. De pachter is later verhuisd naar Duitsland. Hij bleef het gepachte in Nederland gebruiken ten behoeve van zijn inmiddels in Duitsland gevestigd bedrijf.

De pachter heeft na de verhuizing een aanzienlijk deel van zijn fosfaatrechten verkocht. Die kon hij in Duitsland niet gebruiken. De verpachter heeft daarop de overeenkomst opgezegd. Hij heeft (onder andere) een bedrag groot € 178.856,– voor de niet afgedragen fosfaatrechten gevorderd. De pachter voert hiertegen verweer en komt in verzet tegen de opzegging. De pachter stelt dat pas aan het einde van de pacht over de fosfaatrechten hoeft te worden afgerekend.

Oordeel Hof

1. Opzegging overeenkomst

De verpachter heeft een opzegging van de pachtovereenkomst naar het Nederlands adres verzonden. De pachter woonde op dat moment al in Duitsland. Hoewel de maatschap op het Nederlands adres was gevestigd en de pachter nog eigenaar was van het gebouw, oordeelt het Pachthof dat het niet duidelijk was wanneer de opzegging de pachter heeft bereikt. Het staat wel vast dat de opzegging is aangekomen, omdat de pachter, hoewel veel te laat, bezwaar heeft gemaakt. Op grond hiervan oordeelt het Pachthof dat het bezwaar tegen het einde van de pachtovereenkomst niet te laat was. Het Pachthof heeft geen gronden gezien om de overeenkomst te beëindigen. Ook ontbinding is niet aan de orde. De pachtovereenkomst loopt door en de pachter is niet verplicht om het gepachte op te leveren.

2. Afrekening over fosfaatrechten.

Het Pachthof oordeelt dat het vervreemden van fosfaatrechten zonder de toestemming van de verpachter, in beginsel geen tekortkoming oplevert. Pas sinds het arrest van 26 maart 2019 is door het Pachthof aangenomen dat onder bepaalde voorwaarden de pachter de fosfaatrechten ter beschikking van de verpachter moet stellen. In dat arrest is tot uitdrukking gebracht dat fosfaatrechten (in beginsel) aan de pachter toekomen. De rechten zijn niet gebonden aan en hangen ook niet samen met grond of gebouwen. De verpachter heeft alleen aanspraak op overdracht van de fosfaatrechten bij het einde van de pacht indien aan de voorwaarden wordt voldaan. De pachter is niet tot meer gehouden dan tot het ter beschikking stellen van de fosfaatrechten aan het einde van de pachtovereenkomst. De fosfaatrechten zijn vrij verhandelbaar en de pachter kan in fosfaatrechten voorzien door ze op dat moment aan te schaffen.

Vergelijking met melkquotum

Het oordeel van het Pachthof is in lijn met de vaste rechtspraak bij de verdeling van het melkquotum. Sinds 2010 leverde een tussentijdse vervreemding van het melkquotum door pachter slechts dan wanprestatie op, indien de verpachter aannemelijk maakte dat de pachter aan het einde van de pachtperiode niet in staat zou zijn het quotum te leveren (Pachtkamer Hof Arnhem, 9 februari 2010, Agr.r. 2010/5565, Pachtkamer Hof Arnhem, 20 april 2010, Agr.r. 2010/5576, Pachtkamer Hof Arnhem, 20 september 2011, Agr.r. 2012/5696).

Gevolgen voor de praktijk

Voor de pachter betekent de uitspraak van 20 oktober 2020, dat hij gedurende de pacht de fosfaatrechten zonder toestemming mag verkopen. De verpachter kan de pachtovereenkomst in beginsel niet om die reden ontbinden. De verpachter kan dit wel, indien hij stelt en aannemelijk maakt dat de pachter aan het einde van de pachtperiode niet in staat zal zijn om de fosfaatrechten aan hem te leveren. De pachter kan ontbinding voorkomen door aannemelijk te maken, dat hij in staat zal zijn om aan het einde van de pacht de fosfaatrechten (of de waarde daarvan) aan de verpachter te leveren. Doet de pachter dat niet, dan treden de gevolgen van de niet-nakoming op grond van artikel 6:80 lid 1 sub a BW in. De verpachter kan dan de ontbinding van de pachtovereenkomst vorderen. Ook is de pachter dan verplicht om alle schade die de verpachter door de tekortkoming lijdt, te vergoeden.

 

[1] Ten tijde van het schrijven van dit artikel is de uitspraak nog niet gepubliceerd.

Auteur: AenS Advocaten

T: 085 – 48 77 400
E: info@aens.nl