Overgangsrecht bestemmingsplan geen referentiesituatie voor natuurtoets

Het overgangsrecht uit het bestemmingsplan is geen referentiesituatie voor stikstof. De referentiesituatie voor stikstof in een bestemmingsplan is volgens vaste rechtspraak de feitelijk, planologisch legale situatie voorafgaand aan de vaststelling van het plan. In een recente uitspraak van 30 juni 2021 oordeelt de Afdeling van de Raad van State (hierna: ‘Afdeling’) dat de raad geen rekening mag houden met het overgangsrecht.

Waar ging het om?

De gemeenteraad van Barneveld (hierna: ‘raad’) heeft op 9 oktober 2019 het bestemmingsplan “Asselweg II, partiele herziening Buitengebied 2012” vastgesteld. Het geschil betreft het perceel waarop sinds eind jaren ‘80 met enige regelmaat paardensportevenementen worden gehouden. Op het perceel staat een paardensportcentrum en rust de bestemming “Agrarisch” met de aanduidingen “evenemententerrein” en “parkeerterrein”. Omwonenden kunnen zich niet in het bestemmingsplan vinden. Volgens hen is het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening vastgesteld. Zij stellen dat (1) er sprake is van strijd met de Omgevingsverordening van de Provincie Gelderland en (2) dat de raad ten onrechte niet aan de Wet natuurbescherming heeft getoetst.

(1) Strijd met de Omgevingsverordening

De omwonenden stellen dat artikel 2.40, lid 1 van de Omgevingsverordening is geschonden. Daarin staat dat in een bestemmingsplan voor gronden, die geheel worden omsloten door het Gelders na-tuurnetwerk (hierna: ‘GNN’), de uitbreiding van bestaande functies mogelijk kan zijn als in de bij het bestemmingsplan horende toelichting wordt aangetoond dat: (1) verplaatsing naar een locatie buiten het GNN bedrijfseconomisch niet mogelijk is, (2) de kernkwaliteiten van het gebied per saldo worden versterkt, (3) deze versterking planologisch is verankerd in hetzelfde of gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan. Volgens de omwonenden is er sprake van een uitbreiding van bestaande functies op gronden die omsloten worden door het GNN. Dit terwijl niet wordt voldaan aan de bovengenoemde voorwaarden op grond waarvan deze uitbreiding mogelijk is.

Beoordeling Afdeling

De Afdeling geeft de omwonenden gelijk. Zij overweegt dat de bestemming, die op het perceel rust, in alle voorgaande plannen hetzelfde is gebleven, namelijk “Agrarisch”. Pas in het huidige bestemmingsplan zijn paardensportevenementen op het perceel planologisch toegestaan. Er is daarom sprake van een uitbreiding van bestaande functies zoals bedoeld in artikel 2.40, lid 1 van de Omgevingsverordening. Een dergelijke uitbreiding moet voldoen aan de in dit lid genoemde voorwaarden. De raad heeft niet voldoende gemotiveerd dat aan deze voorwaarden is voldaan.

(2) Toets Wet natuurbescherming

De omwonenden betogen daarnaast dat de raad ten onrechte geen passende beoordeling heeft gemaakt. De raad heeft de effecten van het plan op een Natura 2000-gebied niet onderzocht. De omwonenden stellen dat een toename in stikstofdepositie is te verwachten op een kwetsbaar Natura 2000-gebied aan de hand van een AERIUS-berekening.

Planologisch legaal?

De Afdeling oordeelt dat vanouds geen sprake is van een planologisch legale situatie. Hoewel er feitelijk sprake is van een bestaand gebruik, is deze situatie pas door het nu ter beoordeling staande bestemmingsplan planologisch legaal geworden. Zelfs wanneer de paardensportevenementen onder het overgangsrecht zouden vallen, betekent dit niet dat deze planologisch legaal zouden zijn. De Afdeling verwijst hierbij naar haar uitspraak van 20 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ4932. Daarin oordeelde de Afdeling dat illegale werkzaamheden niet worden gelegaliseerd door het vastgestelde bestemmingsplan. Wanneer werkzaamheden zonder of in afwijking van de vergunning of in strijd met de Natuurbeschermingswet zijn verricht, kan daartegen nog altijd handhavend worden opgetreden. Vervolgens oordeelt de Afdeling dat bij de beoordeling of er significante gevolgen kunnen zijn, het niet relevant is dat er eerder een milieuvergunning is verleend.

Strijd met artikel 2.8 Wet natuurbescherming

De Afdeling oordeelt dat de raad ten onrechte geen passende beoordeling heeft gemaakt om de effecten van de stikstofdepositie op het perceel voor de nabijgelegen Natura 2000-gebieden te beoordelen. Hierdoor is het besluit in strijd met artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming tot stand gekomen. De Afdeling komt tot dit oordeel doordat zij vaststelde dat (1) het plan in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voorziet, (2) er een voortoets in de zin van de Wet natuurbescherming ontbreekt en (3) de uitzondering van artikel 2.8, lid 4 van de Wet natuurbescherming niet van toepassing is.

Slot

Het beroep van de omwonenden tegen het besluit van 9 oktober 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan is gegrond. De Afdeling vernietigt dat besluit dan ook. Daarnaast geeft de Afdeling de raad een termijn van 20 weken om een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.

Auteur: AenS Advocaten

T: 085 – 48 77 400
E: info@aens.nl