Ruilverkaveling: het luistert nauw

Ruilverkavelingen op grond van de Wet inrichting landelijk gebied (“Wilg”) komen niet vaak meer voor. Jurisprudentie daarover des te minder. Alleen al daarom is de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 30 maart 2022[1] over de landinrichting ‘Noordwest-Overijssel, deelgebied Blokzijl-Vollenhove’ het signaleren waard. Bovendien leent hij zich voor een bespreking van een aantal relevante aspecten van ruilverkaveling.

Verschil tussen ‘lijst’ en ‘plan’ relevant voor procesmogelijkheden

Ruilverkavelingen (of eigenlijk: landinrichtingen) vinden plaats in een zogeheten ‘blok’. Gedeputeerde Staten van de betreffende provincie stellen voor ieder blok een ‘ruilplan’ en een ‘lijst der geldelijke regelingen’ vast.

Een ruilplan bevat op haar beurt een ‘lijst van rechthebbenden’ en een ‘plan van toedeling’:

  • op de lijst van rechthebbenden staat welke percelen worden ingebracht in de ruilverkaveling, en welke personen recht(en) hebben op die percelen;
  • in het plan van toedeling staat hoe – na ruilverkaveling – de percelen gevormd zijn, wie daar rechten op hebben en waar voorzieningen van algemeen belang zijn (wegen, dijken e.d.).

Diverse partijen hebben geprocedeerd tegen het ruilplan. Zo ook erven ‘X en Y’, en ‘verzoekster’. X en Y verkochten – nádat de lijst van rechthebbenden werd vastgesteld – percelen aan verzoekster. Verzoekster pachtte die percelen al. De commissie die de ruilverkaveling uitvoert (“uitvoeringscommissie”) heeft met betrekking tot een van die percelen het pachtrecht van verzoekster niet geregistreerd, omdat er geen einddatum op het pachtwijzigingsformulier stond (is dit de eigenlijke oorzaak van deze rechtszaak?).

De rechtbank behandelt het beroep van X en Y niet inhoudelijk, wegens gebrek aan procesbelang. Dat X en Y per peildatum nog eigenaar waren van de percelen is onvoldoende om in rechte op te kunnen komen tegen het ruilplan. Anders gezegd: X en Y hebben hun eigendom ondertussen verkocht, en kunnen via deze rechtszaak hun zin toch al niet krijgen, dus hoeft de rechtbank er niet inhoudelijk naar te kijken. X en Y hebben, zo bleek, vooral beroep aangetekend om het beroep van verzoekster te steunen (mogelijk ligt hier ook een contractueel geschil aan ten grondslag).

Locatie en kwaliteit toegedeelde percelen

Verzoekster kreeg de door haar van X en Y gekochte percelen niet toegedeeld, terwijl deze tegenover haar huiskavel liggen. Een ‘buitenstaander’ kreeg die percelen toegedeeld. Percelen die wel aan verzoekster zijn toegedeeld, zouden ongeschikt zijn voor maisteelt terwijl die teelt wel een vereiste zou zijn.

Overwegingen rechtbank

Volgens de rechtbank, die niet van huiskavel maar van bedrijfskavel spreekt,[2] zijn de van X en Y gekochte percelen ‘veldkavels’ omdat ze aan de overkant van de weg liggen. Met het niet-toedelen is dus geen Wilg-uitgangspunt overtreden. Dat degene aan wie de percelen wel zijn toegedeeld van veel verder komt, is volgens de rechtbank niet relevant. Diegene heeft volgens de rechtbank percelen ingebracht en moet toch ergens in dit blok percelen toegedeeld krijgen. Bovendien, voorafgaand aan de ruilverkaveling had verzoekster veldkavels die kilometers verspreid lagen en na ruilverkaveling ligt het areaal minder uiteen. Gelet daarop is haar belang bij een groter veldkavel minder zwaarwegend. En als de kwijtgeraakte percelen, zoals verzoekster stelt, inderdaad kwalitatief beter zijn dan de toegedeelde percelen, wordt dat verschil verrekend bij de lijst der geldelijke regelingen, aldus de rechtbank.

De uitvoeringscommissie is het met verzoekster eens dat bepaalde percelen niet zonder meer geschikt zijn voor maisteelt. Maar, dat is te verhelpen met ‘kavelaanvaardingswerken’ zoals drainage en beregening. Volgens de rechtbank horen dergelijke kavelaanvaardingswerken in beginsel niet bij het plan van toedeling. Er is een uitzondering, namelijk als die werken bepalend zijn voor de vraag of de toegedeelde percelen uit kwalitatief oogpunt (aard, hoedanigheid, gebruiksbestemming) vergelijkbaar zijn met de ingebrachte percelen. In dit geval zijn die werken inderdaad nodig om te kunnen spreken van ‘maisgeschikt oppervlak’. Dus ‘verstaat’ de rechtbank dat de uitvoeringscommissie die werken uitvoert (of verzoekster financieel compenseert).

Wij zien hier dat – terecht – meegewogen wordt dat voor een melkveebedrijf een bedrijfskavel doorgaans een grotere waarde heeft dan voor bijvoorbeeld een akkerbouwer. Verzoeksters bedrijfskavel is met 26% uitgebreid; dat legt zeker gewicht in de schaal bij het wegen van haar (en andermans) verdere belang bij (veld)kavels.

Doorkijkje: opleving ruilverkaveling

Ruilverkaveling is een methode om met dwang (of zelfs: onteigening) op grote schaal gronden ‘uit te ruilen’ ter versterking van agrarische bedrijven, natuur, recreatie en ontsluiting van het buitengebied. De laatste jaren wordt er minder gebruik van dit instrument gemaakt, ook omdat het al op veel plaatsen ís ingezet.

Met de Omgevingswet wordt dit instrument afgestoft. Ruilverkaveling wordt gezien als een van de belangrijkste manieren om binnensteden nieuw leven in te blazen. De regels uit de Wilg worden praktisch 1-op-1 overgenomen in de Omgevingswet.[3]

A&S Advocaten is vanouds betrokken bij vele ruilverkavelingen in het buitengebied. Zij zal deze expertise voortaan ook binnenstedelijk inzetten.

[1] ECLI:NL:RBOVE:2022:2303, gepubliceerd op 8 augustus 2022.

[2] Het Besluit inrichting landelijk gebied kent beide definities.

[3] Zie ook deze projectwebsite van het Informatiepunt Leefomgeving.

Richard van Baalen

Auteur: Richard van Baalen

mr M.J.H. (Richard) van Baalen

E: rvbaalen@aens.nl

T: 085 – 48 77 408