Toegang tot de bestuursrechter ingeperkt door de civiele rechter

In een kort geding van 8 april 2022 heeft de voorzieningenrechter een vordering tot het opleggen van een gebod tot intrekken van een beroep tegen twee omgevingsvergunningen toegewezen. Hiermee is de toegang tot de bestuursrechter door de civiele rechter beperkt. Dit is opvallend omdat de daarmee samenhangende rechterbescherming ook is ingeperkt.

De feiten

Het project betreft de realisatie van een nieuwe woonwijk. Deze zaak gaat over de bouw van 162 woningen en appartementen in de fasen 4B1 en 5A1west van het project. Tussen de ontwikkelaars en de kopers zijn koop- en aannemingsovereenkomsten gesloten. De kopers hebben hypotheekoffertes getekend bij diverse banken met een bepaalde geldigheidsduur. De banken eisen daarbij dat er een onherroepelijke omgevingsvergunning aanwezig is.

Voor de bouw van de 162 woningen zijn door het college van B&W op 26 oktober 2021 omgevingsvergunningen verleend. De ‘Stichting Flora & Faunabescherming’ (hierna: ‘de Stichting’) maakt bezwaar tegen deze vergunningen, welk bezwaar ongegrond wordt verklaard. De Stichting stelde vervolgens beroep in.

De ontwikkelaars en kopers wilden niet wachten en zijn een kort geding procedure bij de burgerlijke rechter gestart. Zij vorderen om de Stichting een gebod op te leggen tot het intrekken van het beroep. Zij stellen daarbij dat het beroep onevenredig grote schadelijke gevolgen voor hen heeft. Indien de omgevingsvergunningen niet tijdig onherroepelijk worden, zullen zowel de koop- en aannemingsovereenkomsten als ook de hypotheekoffertes hun geldigheid verliezen.

Bevoegdheid voorzieningenrechter

De burgerlijke rechter acht zich bevoegd. Hij hecht daarbij belang aan het tijdsaspect en het spoedeisend belang van de voorziening. De rechter oordeelt dat het bestuursprocesrecht geen mogelijkheden kent om te bewerkstelligen dat op een beroep op de gewenste termijn een uitspraak volgt. Daardoor ontbreekt effectieve rechtsbescherming voor de ontwikkelaars. Voor de kopers geldt dat zij helemaal niet terecht kunnen bij de bestuursrechter.

Het is de vraag of de voorzieningenrechter terecht van de hoofdregel over de bevoegdheidsverdeling tussen de bestuursrechter en de burgerlijke afwijkt. Voor de ontwikkelaars bestaat immers in het bestuursrecht wel een met voldoende waarborgen omgeven rechtsgang waarin eenzelfde of vergelijkbaar resultaat kan worden behaald. Namelijk, het in stand houden van de omgevingsvergunningen. De bestuursrechter kan daarnaast een spoedeisende zaak versneld behandelen.

Misbruik van recht?

De rechter is van mening dat in deze zaak de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, kunnen meebrengen dat de Stichting haar procedeergedrag mede door de belangen van de kopers moet laten bepalen. De rechter oordeelt dat het instellen van het beroep daarom jegens de kopers, ook in de situaties waarbij geen kwade trouw aanwezig is, misbruik van bevoegdheid kan opleveren.

Kwade trouw

Het is opvallend dat de rechter oordeelt dat kwade trouw niet noodzakelijk is voor het aannemen van misbruik van recht. Ook lijkt de rechter voorbij te gaan aan het vereiste dat evident sprake moet zijn van misbruik van recht. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak is daarvan pas sprake als de rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij gegeven zijn, dat daarmee blijk wordt gegeven van kwade trouw.

Wat betaamt in het maatschappelijk verkeer

Wat betaamt in het maatschappelijk verkeer volgens ongeschreven recht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De rechter oordeelt dat het niet aannemelijk is dat de Stichting met het beroep op haar doel zal bereiken. Dit omdat de omgevingsvergunningen zien op de activiteit bouwen en niet op de bescherming van natuurwaarden en ontwikkeling van groen. De rechter stelt vast dat de aard en omvang van het nadeel voor de kopers groot zijn. Volgens de rechter kan de Stichting haar belang ook met andere middelen bereiken.  De belangen van de Stichting worden volgens de rechter niet werkelijk geschaad door intrekking van het beroep.

Strijd met wet?

De rechter oordeelt dat de Stichting misbruik heeft gemaakt van recht en onrechtmatig jegens de kopers heeft gehandeld op grond van artikel 3:13 lid 2 BW. De rechter wijst het gebod tot intrekking van het beroep toe.

Het staat op voorhand niet vast dat de Stichting haar doel niet kan bereiken door het instellen van beroep tegen de omgevingsvergunningnen. Door de activiteit bouwen kunnen de natuurwaarden immers worden aangetast. Ook kon de bestuursrechter aan de omgevingsvergunningen een voorwaardelijke verplichting verbinden om het gewenste groen aan te planten. Het is maar de vraag of de Stichting haar doel kan bereiken met een handhavingsverzoek. De ontwikkelingen uit het exploitatieplan zijn geen verplichtingen. Daardoor is er geen rechtens afdwingbare realisatieverplichting.

De uitspraak is mogelijk in strijd met de rechtsmachtverdeling tussen de civiele rechter en de bestuursrechter en het recht op toegang tot de rechter. De termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken. Deze vraag zal daarom in deze zaak onbeantwoord blijven.

Auteur: AenS Advocaten

T: 085 – 48 77 400
E: info@aens.nl