Vergunning zonnepark eenvoudiger verkrijgbaar

Een zonnepark is geen stedelijke ontwikkeling. Als een vergunning nodig is om buiten stedelijk gebied een zonnepark mogelijk te maken, hoeft de overheid dus niet telkens uit te leggen waarom dat zonne-park niet in het stedelijk gebied geplaatst wordt.

Zonneparken zijn relatief nieuwe fenomenen. In veel bestemmingsplannen is daarom geen rekening gehouden met het realiseren van een zonnepark. Het gebeurt geregeld dat een nieuw zonnepark is voorzien op een gebied met een agrarische bestemming die niet voorziet in een zonnepark. Het pla-nologisch regime moet dan worden aangepast ten behoeve van het zonnepark. Vaak wordt de plano-logie dan aangepast middels een vergunning.

In zo’n vergunning moet de overheid uitwerken waarom het project niet in bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd, als het project moet worden gezien als een “stedelijke ontwikkeling”. Een stedelijke ontwikkeling is de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijven- of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of “andere stedelijke voorzieningen”. Laatstgenoemd con-tainerbegrip werd door tegenstanders van zonneparken dankbaar gebruikt om het park te bestrijden.

In zijn uitspraak van 28 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1724) uitgemaakt dat diverse voorzieningen op het gebied van energieopwekking en energiedistributie niet als een stedelijke ontwikkeling zijn aan te merken. Met name worden genoemd een hoogspanningsverbinding, een windturbinepark en een transformatorstation. De Afdeling ging niet in op de vraag of het zonnepark daar ook onder valt te scharen.

In zijn uitspraak van 23 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:178) geeft de Afdeling uitsluitsel:

Naar het oordeel van de Afdeling is er geen aanleiding voor een andere benadering met be-trekking tot een zonnepark, dat naar zijn aard niet wezenlijk verschilt van een windturbine-park. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat een zonnepark, net als een windturbine-park, zich bij uitstek niet goed leent om binnen bestaand stedelijk gebied te worden gereali-seerd. De toepasselijkheid van de ladder voor duurzame verstedelijking als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro op een dergelijke voorziening zou daarentegen juist tot gevolg hebben dat het bevoegde bestuursorgaan telkens zou moeten motiveren waarom deze voorziening niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien. Dit vindt de Afdeling in het licht van het doel en de strekking van de ladder voor duurzame verstedelijking een on-logische consequentie.2

De Afdeling oordeelde zo in een procedure over een zonnepark in de gemeente Hof van Twente. Ge-let op de formulering zal de Afdeling dit uitgangspunt ook in andere kwesties zo hanteren. Voor de praktijk is dit een welkome verduidelijking.

Richard van Baalen

Auteur: Richard van Baalen

mr M.J.H. (Richard) van Baalen

E: rvbaalen@aens.nl

T: 085 – 48 77 408