Verplichte bestemmingsplanherziening: niet vrijblijvend

Bestemmingsplannen moeten eens in de tien jaar worden herzien. Als dat niet gebeurt, kan dat voor burgers en bedrijven zowel voor- als nadelen hebben.

10-jarige planperiode

Tien jaar na vaststelling van het bestemmingsplan moet de gemeenteraad een nieuw bestemmingsplan hebben vastgesteld. Zo heeft de wetgever vorm gegeven aan het idee dat bestemmingsplannen een actueel beeld moeten bieden. Ook speelt een rol dat iedere bestemming en iedere regel een beperking van het eigendomsrecht betekent en dus de waarde van een perceel doet dalen. Bij het maken van een nieuw bestemmingsplan mag een gemeenteraad niet zonder meer het oude plan opnieuw vaststellen. Ook bij zogeheten “conserverende” plannen, die de oude bestemming willen behouden, moet de gemeente nagaan of wijzigingen van het plan gewenst of noodzakelijk zijn. Een gemeenteraad mag een bestemmingplan in beginsel niet vaststellen als het niet binnen de planperiode kan worden gerealiseerd. Als een burger of bedrijf een project wil uitvoeren op een perceel met een verouderd bestemmingsplan kan de initiatiefnemer de gemeenteraad verzoeken het bestemmingsplan (kosteloos) te herzien met inachtneming van het nieuwe project. Wanneer de gemeenteraad dit weigert, kan de initiatiefnemer bezwaar maken tegen dat besluit.

Geen leges bij verouderd bestemmingsplan

De wetgever heeft beoogd gemeenten aan te sporen de herzieningsplicht na te leven. Dit gebeurt met een legessanctie. Deze houdt in dat geen leges geheven mogen worden voor het vergunnen van een project dat past in een te laat herzien bestemmingsplan. De wetgever had (waarschijnlijk?) voor ogen dat deze sanctie pas gevolgen zou hebben vanaf juli 2012. Echter, uit een uitspraak van de rechtbank Almelo (30 augustus 2007, LJN: BB2641) blijkt dat legesheffing onder omstandigheden ook nu al is uitgesloten. Een andere maatregel om gemeenten aan te sporen de herzieningsplicht na te leven is dat zij wettelijk verplicht zijn de eventuele overschrijding te melden in de Staatscourant, op www.ruimtelijkeplannen.nl en op het gemeentehuis. Het is echter de vraag of gemeenten dat zullen doen.

Uitzonderingen op de herzieningsplicht

Soms is een plan volgens de gemeente na tien jaar nog niet aan herziening toe. In dat geval kan de gemeenteraad besluiten het plan met 10 jaar te verlengen. Belanghebbenden kunnen tegen dit besluit in de regel bij de gemeente bezwaar aantekenen. Als het besluit is voorbereid met de zogeheten “uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure” kan men zich tot de rechtbank wenden. In de rechtspraak zijn gevallen bekend van bestemmingsplannen die niet na tien jaar herzien hoeven te worden. Die gevallen doen zich echter zeer zelden voor. Een recent voorbeeld is het bestemmingsplan dat de uitbreiding van de Rotterdamse haven (de Tweede Maasvlakte) mogelijk maakt. Volgens de gemeenteraad duurt de aanleg en ingebruikname van de Tweede Maasvlakte ongeveer 25 jaar. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het gelet op de uitzonderlijke aard en omvang van het project niet onredelijk is dat niet het volledige project binnen tien jaar wordt gerealiseerd (ABRvS 4 november 2009, zaaknummer 200900671/1/R1, LJN: BK 1951). Een andere, meer gedateerde situatie deed zich voor in een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van 10 juni 1994 (LJN AN3989). Daar betrof het een bestemminsplan voor een begraafplaats met groenstroken. De Afdeling oordeelde dat realisatie van de bestemming binnen de planperiode – gelet op haar aard – niet kon worden geëist. Daarbij speelde een rol dat niet op voorhand vaststond op welke termijn behoefte zou bestaan aan (gedeelten van) de begraafplaats, mede omdat al bestaande graven door het vervallen van grafrechten zouden kunnen worden “hergebruikt”. Bij de tweede Maasvlakte gold de planperiode van tien jaar niet, omdat deze te kort was vanwege de omvang van het plan (meer dan tien jaren intensieve arbeid). Bij een begraafplaats gold de planperiode niet, omdat – minder eerbiedig gezegd – het niet was uitgesloten dat de behoefte aan begraafruimte zou “tegenvallen” (tien jaren van zeer weinig activiteit). Op dit moment is nog niet duidelijk of naast bovengenoemde extreme voorbeelden er extreme situaties bestaan waarin de planperiode van tien jaar niet geldt.

Tip voor de praktijk

Houd bij legesaanslagen die volgen op een vergunningaanvraag altijd in de gaten of er wel leges geheven mogen worden. Bij de beantwoording van die vraag is de ouderdom van het onderliggende bestemmingsplan van groot belang.

Richard van Baalen

Auteur: Richard van Baalen

mr M.J.H. (Richard) van Baalen

E: rvbaalen@aens.nl

T: 085 – 48 77 408