Huwelijkse voorwaarden. Wie bewijst wat?

De meeste ondernemers trouwen onder huwelijkse voorwaarden. Veel huwelijkse voorwaarden bevatten een periodiek verrekenbeding, waaraan tijdens het huwelijk weinig uitvoering wordt gegeven. Dit omdat partners denken dat hun huwelijk niet door echtscheiding zal eindigen. Voor het geval het huwelijk toch eindigt door echtscheiding, rijzen er vragen die betrekking hebben op het verrekenbeding. Dat wordt veroorzaakt omdat de verrekening die tijdens het huwelijk achterwege is gebleven alsnog aan het einde van het huwelijk dient te gebeuren. Als er dan problemen ontstaan, is het mogelijk dat de echtgenoten in een labyrint terechtkomen, dat tijd, geld en energie kost om het zorgvuldig op te lossen. Daarbij kunnen allerlei bewijsvragen ontstaan, zoals of het aanwezige vermogen voor verrekening in aanmerking komt en wat de omvang van het aanwezige vermogen is bij het einde van het huwelijk door echtscheiding.

Artikel 1:141, lid 3 B

Als er niet is verrekend, bepaalt de wet wat er moet gebeuren. De wet bepaalt dat de verplichting tot verrekening blijft bestaan over de gehele huwelijkse periode. Het periodieke verrekenbeding wordt omgezet in een finale verrekenverplichting. Dit strekt zich uit over het saldo, ontstaan door belegging en herbelegging van hetgeen niet is verrekend, inclusief hiervan de vruchten. Dat zal dus zijn het aanwezige vermogen dat tijdens het huwelijk is vergaard, het bespaarde inkomen en de resultaten uit de onderneming.

De wetgever komt de partij waarop de bewijslast rust tegemoet met een wettelijk bewijsvermoeden. Zo’n bewijsvermoeden houdt in dat het bij het einde van het huwelijk aanwezige vermogen wordt vermoed te zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden. Dit heeft tot gevolg dat dit bewijsvermoeden met zich meebrengt dat degene die zich op de verrekening beroept, kan volstaan met stellen en aannemelijk maken dat de andere echtgenoot bepaald vermogen of bepaalde vermogensbestanddelen heeft. Voor de andere echtgenoot, meestal de ondernemer, is het dan zaak dat hij of zij stelt en bewijst dat het aanwezige vermogen of de vermogensbestanddelen niet zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden.

Kort en goed, het omschreven bewijsvermoeden heeft betrekking op de vraag of het aanwezige vermogen al dan niet is gefinancierd uit hetgeen verrekend had moeten worden.

Tips

Als u overweegt om binnenkort te huwen [1] , adviseer ik om onderstaande tips ter harte te nemen.

Tip 1

De wet beperkt aanstaande echtgenoten weinig in wat zij in huwelijkse voorwaarden kunnen regelen. Maak daarvan gebruik en leg de notaris precies voor wat u wilt vastleggen in de huwelijkse voorwaarden.

Tip 2

Vanaf 1 januari 2018 is de beperkte gemeenschap van goederen wettelijk geregeld. Overweeg of deze beperkte gemeenschap in uw situatie aansluit bij uw wensen. In dat geval kan het opstellen van huwelijkse voorwaarden achterwege blijven.

Tip 3

Als u kiest voor het huwen onder huwelijkse voorwaarden, overweeg dan om het periodieke verrekenbeding uit te sluiten. Dit telt zwaarder als elk van de partners een eigen inkomen heeft en voornemens is om dat te behouden na de huwelijkssluiting.

Tip 4

Aan gehuwden adviseer ik om uw huwelijkse voorwaarden eens te checken en te beoordelen of deze worden nageleefd dan wel het nodig is om deze te herzien.

 

[1] Hetzelfde geldt voor partnervoorwaarden bij het aangaan van een geregistreerd partnerschap.

Wilma de Jongh

Auteur: Wilma de Jongh

mr ir W. (Wilma) de Jongh

E-mail: wdejongh@aens.nl

T: 085 – 48 77 405